Busje komt zo
Zoals de meeste vrijdagen arriveer ik rond een uur of vijf op het station in Groningen. Het aantal aanwezigen voorspelt niet veel goeds en ik zie de bui al hangen. Wie net als ik op vrijdagmiddag semi-verplicht naar thuisthuis reist, heeft ongetwijfeld ook te maken met de enorme drukte. Terwijl ik de fietsenstalling infiets, werp ik een vluchtige blik op het bord dat een overzicht geeft van de vrije plekken. Achter elk vak staat een rode, schitterende nul.
Ik word verwelkomd door een blanke, kaalgeschoren gorilla die de mensen voor mij dirigeert naar vak C. Bij vak C staat een vrouw van middelbare leeftijd met kortgeknipt haar. Je kent ze wel. Om de vijf seconden schreeuwt ze: ‘C! In vak C is nog plek!’ Ik word niet doorverwezen naar vak C. ‘Doar buut’n bennen nog wel plekk’n,’ vertelt de gorilla mij. ‘Vak C is vol!’ schreeuwt de vrouw meteen.
Het moet gezegd worden: de werknemers in de fietsenstalling verrichten hun werk met veel bravoure. Voor hen is de vrijdagmiddag dan ook het hoogtepunt van de week. Op de overige zes dagen zitten ze op een plastic tuinstoel in het midden van de fietsenstalling.
Nadat ik mijn fiets geplaatst heb in een zwaar doorgeroeste fietsenstalling die vermoedelijk het nieuwe jaar niet haalt, kom ik aan bij de bushalte. Er staat een enorme rij mensen die net als ik naar de periferie Drenthe moeten. Naast mij staat een vrouw van mijn leeftijd. Ze heeft haar haar in een kleur geverfd die het midden houdt tussen rood en paars, ik weet het niet zeker. De vrouw heeft een stinkende hond meegenomen die onophoudelijk blaft. Haar twee kinderen, Ricardo en Gino, zijn allebei een jaar of vier en fabriceren net zoveel lawaai als de hond. Met heel mijn hart hoop ik dat zij niet naast mij zullen plaatsnemen.
Wanneer de bus arriveert en de deuren opengaan breekt er een race uit om wie als eerste binnen komt. Elke beleefdheidsregel wordt overboord gegooid en het recht van de sterkste treedt in werking. De buschauffeur aanschouwt het tafereel met lede ogen. Hij ziet er moe uit. Ik neem het hem niet kwalijk. De route Groningen-Emmen moet zonder meer één van de saaiste routes uit de geschiedenis zijn. Het is grotendeels rechtdoor met zowaar een spannende rotonde bij Gieten. Wanneer je tijdens de busrit uit het raam kijkt zie je oneindig laagland met af en toe een baken van beschaving. Wanneer je de provinciegrens van Drenthe oversteekt gaat het asfalt over in een zandweg.
De bus nadert Emmen. Aan de rechterkant doemt de bioscoop Utopolis op. Een leuke woordspeling van de bioscoop met de woorden utopie en het Griekse woord voor stad, polis. Ironisch genoeg is Emmen allesbehalve een utopische stad. De bus brengt bereikt zijn eindbestemming, ik moet nog verder het achterland in, nog 25 kilometer boemelen. Over twee dagen mag ik weer naar Groningen, ik kijk er nu alweer naar uit.