Ga naar de inhoud

De zin van vroeg opstaan

Zo eens in de week ga ik slapen met het voornemen vroeg op te staan. Dit vaak nadat ik weer eens iets gelezen heb over mensen die zo verdomde productief zijn in de ochtend. Dus ik neem me voor dat wanneer de wekker gaat om half zes, ik ook echt op zal staan. Met mijn badjas aan loop ik naar beneden en zet ik in alle ochtendrust een kopje thee. Ik aai de kat en geef de plantjes op het balkon water. Alles is stil, in alle huizen heerst ultieme kalmte, je kunt de lente ruiken in de lucht en rustig drink ik mijn thee. Het is alsof ik op vakantie ben en spontaan vroeg wakker ben geworden. Dat gevoel wanneer je dan wat rondloopt en de hele wereld/camping voor jou alleen is, het broodjesloket nog niet eens open. Mijn thee is op en ik rommel rustig wat in het rond in de keuken. Vanuit dat gerommel ontstaat een prachtig culinair ontbijt dat staat te pronken op het aanrecht.

Ik las eens een stuk over een Amerikaanse president die elke ochtend om vijf uur opstond en dan ook wat ronddrentelde in zijn badjas.

Ik loop naar mijn studeerkamer en strijk neer in mijn luie stoel. Even een paar bladzijden van dat goede boek. Inmiddels ben ik echt lekker wakker en besef ik dat ik pas over anderhalf uur de deur uit moet. Zeeën van tijd. Ik las eens een stuk over een Amerikaanse president die elke ochtend om vijf uur opstond en dan ook wat ronddrentelde in zijn badjas. Daar werd zijn hoofd leeg van, zei hij, en het is verbazingwekkend hoeveel je kan doen voor negen uur ’s ochtends.

Maar dan gaat die wekker en snooze ik nog één keer. Oké, twee keer. En voordat ik het weet is het alweer kwart voor acht en heb ik de kalme-ochtend-boemeltrein gemist. Dus stap ik op de sneltrein; aankleden, ontbijten, tandenpoetsen en op de fiets. Toen ik een schoonmaakbaantje had in het ziekenhuis moest ik elk weekend om zeven uur ’s ochtends paraat staan op de afdeling, met zwabber en al. En dat ging prima. Wanneer het buitenzwembad zijn deuren weer opent, stap ik om half zeven probleemloos in mijn badpak en lig ik om zeven uur in het water. Maar nu: niks kopje thee op het balkon, geen culinair maar een snelsnel in elkaar geflanst ontbijt. Daar staat dan tegenover dat ik langer in bed heb kunnen liggen. Maar was dat nu wel zo fijn? Zonder een duidelijk doel lukt het me niet, ondanks dat ik weet hoe fijn het is. Blijkbaar voelt het doelloos, of eigenlijk voelt het doelgerichter om in bed te blijven. Misschien was dat de reden dat het die Amerikaanse President wel lukte. Die zijn gewend om hun dagen met wat meer doelloosheid te vullen. Gedurende de campagne zijn ze druk in de weer met beloftes. Zo zou Obama Guantanamo Bay sluiten. Niks van terecht gekomen. Het lijkt erop dat er binnenkort een klassieke strijd uitbarst: Clinton versus Bush. En hopelijk heeft degene die als winnaar uit deze strijd komt als eerste agendapunt om eens goed uit te slapen. Om zo de rest van de dag zinvol bezig te kunnen zijn.