Een laffe, laffe hond
Hijgend sta ik voor mijn ouderlijk huis. De adrenaline giert door mijn aderen en mijn hart klopt in mijn keel. In de wei naast me staat een schaap te grazen. Een vredig tafereel, maar grote onvrede en ergernis maken zich van me meester. Het is nog altijd hetzelfde. Na al die jaren schijt ik nog steeds in mijn broek. Voor ’s mans beste vriend, maar niet die van mij: de hond.
Ja, lach er maar om. Ondanks dat ik inmiddels een baard heb waarop menig Viking jaloers zou zijn, ben ik nog steeds bang voor honden die groter zijn dan een poedel. De angst is naar mijn idee ontstaan tijdens een voorval uit mijn jeugd.
In de verte doemde een hond op, niet mijn aartsvijand, de nazi-achtige dobermann, maar toch…
Toen ik als klein, vierjarig jongetje op een skelter mocht rijden, wat dé shit was, ben ik tijdens een casual ritje door de buurt ongegeneerd door een grote, zwarte hond van de skelter afgeduwd. Sindsdien is het nooit meer helemaal goed gekomen.
Dit weekend was het weer raak. Ik fietste kalmpjes over de Drentse hei, toen ik in de verte een hond zag opdoemen. Het was niet mijn aartsvijand, de nazi-achtige Dobermann. Nee, deze viervoeter zag er niet eens agressief uit. Toch was ik niet gerust. De hond bleef namelijk stil staan, al zijn zintuigen op mij gespitst. Een slecht teken. Naarmate ik dichterbij kwam, werd het steeds aanlokkelijker om eieren voor m’n geld te kiezen en om te draaien. Toen ik eenmaal dichtbij genoeg was om de hond te bekijken en z’n bloeddorstige ogen vuur te zien spuwen, hield ik het niet meer. Als een laffe hond draaide ik mij om met mijn fiets. Een slechte, hele slechte beslissing. Op het punt dat ik begon te fietsen, sloeg de hond luidkeels aan. Totaal in paniek begon ik harder te fietsen. Ik keek achterom en zag hem naderen, en snel ook. ‘Goddomme!’ vloekte ik. Tering, wat was dat beest snel. Vanuit mijn ooghoek zag ik zijn witte kop dichterbij komen, de tanden blikkerden. Ik probeerde harder te fietsen, maar de hond was sneller. Hij sprong tegen mijn fiets op en bleef blaffen. M’n leven flitste aan me voorbij: ik wist dat dit het einde zou zijn. Toen, ternauwernood aangekomen op het punt waar mijn helse fietstocht was begonnen, staakte de hond zijn achtervolging.
Hier sta ik, veilig bij m’n ouderlijk huis, het blaffen blijft maar doorgaan. Het voelt als een belediging en een nederlaag. In de wei naast me staat een schaap te grazen. Sommige dingen veranderen niet.