Effe dichtgetikt naar de klote
Het lijkt alsof ik gisteren lid van Albertus Magnus ben geworden en vandaag m’n jaarclub heb mogen vormen. Nostalgisch voel ik me wanneer ik terugdenk aan dat euforische moment. Zéker wanneer ik onze huissjaars hoor praten over wat zij momenteel meemaakt.
Wat me toen vooral was meegevallen, was dat het allemaal vrij soepeltjes was gegaan. Geen afwijzingsbriefjes die onder een wc-deur door werden geschoven, geen harentrekken, geen gebitch… of enkel een beetje uit stress. Veel geregel via veel verschillende groepsapps over eet- en drinkafspraken en een hoge dosis oestrogeen waren eraan voorafgegaan. Het was een drukke periode, maar het was het allemaal waard. Twee mooie jaren met de club liggen inmiddels alweer achter me.
Natuurlijk zijn er veel mooie studenten die zichzelf een grote speler blijven noemen
Je hoort mij niet klagen over het feit dat ik me ouderejaars mag noemen. Ouderejaars zijn heeft zo z’n voordelen. Beetje gaaf doen over het feit dat de sjaarzenperiode achter ons ligt. Privileges hebben die je de afgelopen jaren nooit hebt gehad. Het zijn allemaal mooie bijkomstigheden, áls je op de kroeg staat, tenminste.
In het normale leven kun je deze specialties helaas niet inzetten. De werkelijkheid is anders. Natuurlijk zijn er veel mooie studenten die zichzelf een grote speler blijven noemen en de kroeg vaak van binnen zien, maar in mijn dagelijkse ritme is het al uitzonderlijk als ik lángs de kroeg kom.
Voor mij is het bestaan van de ouderejaars een semi-gestructureerd leventje, waarin de studie belangrijk is en de woorden alcohol en matigheid een twee-eenheid zijn geworden. Kortom, het ouderejaarsleven is een stapje in de richting van orde en burgerlijkheid, hoe allergisch ik daar ook voor ben (vooral burgerlijkheid geeft me jeuk onder m’n voetzolen).
De hertenklip ligt stoffig te worden in de kast en we trekken de octoloops niet met Bavaria, maar met koffie
Waar ik lang voor vreesde is gebeurd: mijn studentenleven heeft een rotatie gemaakt. Het aantal aanwezige clubgenoten op woensdag is gekrompen van zestien naar negen. De wijnvoorraad is door vraagtekort gehalveerd en de tweede helft (of derde kan ik beter zeggen) heeft plaatsgemaakt voor aanmaaklimonade en thee. De hertenklip ligt stoffig te worden in de kast en we trekken de octoloops niet meer met Bavaria, maar met koffie.
Stiekem vind ik dat minder zuipen best wel lekker. De uitjes naar de Basic Fit beginnen voor het eerst eens effect te hebben. Consti’s vinden steeds vaker plaats, aangezien clubgenoten een (serieus) bestuursjaar tegemoet gaan en ook mijn studiematen zijn aan hun cv aan het timmeren.
Er wordt serieus gewerkt. Plots bevat de week weer een weekeinde dat daadwerkelijk als weekend aanvoelt. Dat is dan wel weer meteen vrijwel het enige niet-burgerlijke element in mijn tegenwoordige leefstijl. Weekends waren niet zo lang geleden een driedaagse detox met langdurige Netflixsessies en powernaps.
Een oud-huisgenoot vertelde me dat ze tegenwoordig hoofdpijn krijgt van twee wijn, #grannylife
Nu luid ik ze enthousiast in tijdens de vrijmibo waar we klinken met Cabernet Sauvignon op kamertemperatuur. De escalatievogel treedt het huis binnen en de ingeplande spontane chillsessies beginnen.
Ik zou geen ouderejaars zijn als het brak zijn me niet iedere dag zwaarder zou vallen en ik de rest van het weekend niet nodig zou hebben om bij te komen. Helemaal lid van Granny Life voel ik me wanneer ik merk dat er een upgrade heeft plaatsgevonden naar een tweedaagse brakheid. Een oud-huisgenoot vertelde me laatst dat ze hoofdpijn krijgt van het drinken van twee wijn. (Nee, geen twee flessen, maar twee glazen) Dat deze dag nog maar ver van mij verwijderd mag blijven, want wijn zal altijd één van mijn daily basisbehoeften blijven. Doe mij nu maar gauw ff een flinke portie dichtgetikt naar de klote alsjeblieft, nu het nog wél kan.