Goed opletten, want dit is belangrijk!
Iets roert zich in mijn maag. Plagerig schuurt een onbestemde substantie tegen mijn buikwand omhoog, kietelt langs mijn slokdarm tergend langzaam richting de keelholte. Hier houdt de warme pap even pauze, maar weet zich niet lang daarna langs mijn lippen naar buiten te manoeuvreren. Een glorieuze straal verteerd voedsel kiest het luchtledige. Een streep spaghetti van gisteravond glijdt met een vloeiende beweging richting het beeldscherm dat met stevige schroeven aan de muur is gemonteerd. De doorgang van de jonge tarwesliert wordt geblokkeerd door het brede gelaat van de docent van dienst, en vouwt zich sierlijk om diens kleine brillenglazen. De uitgespuwde sliert besluit zijn sprongkracht te inspecteren, en draait zich een halve slag om. Met tevredenheid stelt hij vast een goede drie meter te hebben gevlogen, van maaginhoud naar gezichtsversiering.
De monotone stem van de CIA-folteraar wijst op het belang van het ondertekenen van het stagecontract
Een regen van pastawormen ontworstelt zich aan mijn mond. Met beide handen vorm ik een kurk die ik resoluut in mijn opengesperde mond duw, om zo de schade te beperken. Maar het mag al niet meer baten. Eén voor één vinden de wormen een plekje op de hoofdharen van de aanwezige leerlingen. Enkele angstkreten worden geslaakt. Met opgeheven armen proberen sommigen zich te weren tegen het rondvliegende braaksel. Onvermurwbaar vervolgt de docent zijn les. De beste man heeft de bereidheid gevonden om vrij te nemen van zijn gebruikelijke werk (machinist van de trein naar de hel) om mij en medeleerlingen te onderwijzen in het belang van aan stage gerelateerde onderwerpen. Na zich gelaafd te hebben aan de werkdocumenten en informatiebestanden op BlackBoard weet hij een gedetailleerde uiteenzetting te geven over het belang van het behalen van vijftig studiepunten in het tweede jaar.
Met de kalme, monotone stem van een folteraar van de CIA wijst hij op het belang van het ondertekenen van een stagecontract.
‘Nu goed opletten, want dit is belangrijk.’
‘Punt twee is misschien nog wel belangrijker dan punt één.’
Hij strekt zijn wijsvinger om aan te duiden dat hij nu het eerste van vier punten zal behandelen.
‘Punt één.’ Betekenisvol kijkt hij de ruimte rond en wijst naar de tekst op het beeldscherm, die precies overeenstemt met z’n woorden.
Een meisje naast me wrijft over haar buik en begint zachtjes te boeren. Ook bij haar begint het te borrelen. In de hoek van het lokaal slaat een jongen zijn hoofd ritmisch tegen de muur terwijl hij onverstaanbaar mompelt. Een ietwat gezet meisje twee tafels verderop begint op de vingers van haar rechterhand te kluiven. Als haar kiezen bot treffen, drijft er een akelig knakkend geluid door het lokaal. Even verderop probeert een jongen zich door het kleine gat van het raam naar buiten te wurmen, schijnbaar vergeten dat hij zich op de tweede verdieping bevindt.
‘Punt twee is misschien nog wel belangrijker dan punt één.’
Hij zet de woorden kracht bij door een gestrekte middelvinger naast de geheven wijsvinger te plaatsen. Lege docentenogen rollen in hun kassen, proberen de aanwezige leerlingen op te meten, de interesse te peilen, zonder enig succes. Ze komen niet verder dan zo nu en dan gluren naar de tekst op het Smartboard, want o wee als er iets wordt vergeten.
Stagevoorlichting aan de Hanze. Je zou er zomaar kotsberoerd van kunnen worden.