Hete koffie!
Met een milde kater (fout) besluit ik een hapje te gaan eten (fout) in de IKEA (fout). Man, dat is echt niet te doen. Met zo’n bret van kunststof tussen de klauwen geklemd probeer ik de rennende kinderen te omzeilen. An sich niet zo’n uitdaging, ware het niet dat het bret gevaarlijk vol gestapeld is, met aan weerszijden op de rand een kop dampende koffie.
Voorzichtig hoor, Bennie. Er lopen hier allemaal mensen. Je kunt echt beter gaan zitten, schat. Kom maar bij mama.
Een moeder met grote, hazelnootbruine ogen probeert haar nageslacht te lokken met een ijshoorntje, maar Bennie doesn’t give a fuck, en slalomt op hoog tempo om de benen van voorbijgangers. Van een afstand bekijk ik het kind en bedenk de beste strategie om een frontale botsing te vermijden.
De enige route naar m’n bestemming voert langs een vijfjarige, een duel is onvermijdelijk
Door de drank van gisteravond zijn zaken als reactievermogen en oog-hand-coördinatie te verwaarlozen waardoor het eerste plan -met een soepele manoeuvre m’n lichaam én het bret om het kind heensturen- niet uitvoerbaar blijkt. Ik zou kunnen proberen om langs een groepje tafels te lopen, aangezien Bennie alleen het gangpad onveilig maakt, maar de tafels staan te nauw op elkaar voor mijn stramme benen.
Mijn keel voelt droog aan. Rechts is geen weg, links is geblokkeerd. De enige route naar m’n bestemming voert langs een vijfjarige, een duel is onvermijdelijk. De eerste uitdaging van het nieuwe jaar komt vroeg. Gelukkig heb ik niet besloten om te stoppen met roken. Met de tong smeer ik wat speeksel op de lippen die voelen als rubber.
Hé, als ie straks moet logeren in het brandwondencentrum is het zijn eigen schuld
‘Hete koffie!’, roep ik jolig in de richting van het kind dat als een tornado huishoudt te midden van het etende publiek. Niemand merkt mij of mijn zenuwachtige lach op. Mijn trommelvliezen kloppen mee op het verhoogde ritme van mijn hart, dat is overgeschakeld op standje overleven. Dan richten de hazelnootbruine ogen zich op mij en wordt de druk opgevoerd.
‘Bennie, je komt NU hier.’ De moeder gebruikt haar oerstem, andere kinderen kijken verschrikt op van hun puzzels en iPads. Bennie blijkt totaal ongevoelig voor biologische stimuli en steekt zijn tong naar me uit. In dialoog met mezelf stel ik mijn standaarden bij van ik kan écht geen hete koffie over dat kind gooien naar hé, als ie straks moet logeren in het brandwondencentrum is het zijn eigen schuld. Gek hoe de menselijke geest werkt. De moeder voelt de bui hangen, en zwaait haar kind met een handige armbeweging enkele meters door de lucht, totdat het veilig in zijn kinderstoeltje landt. Snel loop ik door, en steek nog snel even mijn tong naar het joch uit. Toch gewonnen.