Ga naar de inhoud

Hoe voorkom je een depressie?

Het schijnt dat studenten kampen met depressies. Oorzaken zijn onder andere werkdruk, sociale onzekerheden, geldproblemen. De lijst is lang en lijkt niet op te houden. Nu ben ik over het algemeen niet erg gevoelig voor trends en al helemaal niet als die zich op het sociaalpsychologische vlak afspelen. Denk hierbij aan de V&D madness die Groningen een tijdje in z’n greep hield vanwege de verbluffende kortingen van wel twintig procent, of het nemen van selfies en foto’s om aan te tonen dat een avond geslaagd is.

All work and no play… de boodschap is simpel, maar vlijmscherp

En zo vroeg ik me af: welke depressie? Na een kortstondige analyse van mijn eigen welzijn kan ik een provisorische balans: afwisseling is de sleutel tot tevredenheid. Of zoals de Amerikaanse schrijver Jack Kerouac al eens optekende: all work and no play makes Jack a dull boy, een uitspraak die het het moderne publiek misschien kent van de film The Shining, waarin Jack Nicholson een manuscript vult met deze zin, die als een hypnotiserende mantra het verlies van zijn laatste restjes gezond verstand begeleidt. All work and no play… de boodschap is simpel, maar vlijmscherp. Hij haakt aan op een eeuwenoude kwestie: leven we om te werken, of werken we om te leven? Ik ben heilig overtuigd van het laatste. Maar hoe doe je dat? Hoe wissel je werk zo af met spelen dat je er een dreigende depressie mee voorkomt?

Lijn 11 Zernike-hoofdstation:  ‘Wil de jongeman achterin wel even zijn buskaartje laten zien?’

Zo, bijvoorbeeld. Lijn 11 van het Zernike richting hoofdstation, einde van een vermoeiende schooldag. Mijn projectgenoot annex huisgenoot en ik weten een plekje achterin de bus te bemachtigen waar we onze billen wat zuurverdiende rust gunnen. Over de hoofden van de binnendruppelende studenten schalt de stem van de buschauffeur. ‘Wil de jongeman achterin wel even zijn buskaartje laten zien?’ In no time zijn alle ogen gericht op een knul van een jaar of 23. Hij kijkt even om zich heen, alsof hij lijkt te zeggen wie, ik? Maar hij is zich dondersgoed bewust van zijn overtreding, en de schaamte is van zijn rode wangen af te lezen. Met onzekere tred loopt hij naar een incheckpaaltje en haalt daar, ja-hoor, zijn ov-kaart tevoorschijn, houdt hem demonstratief omhoog, checkt in en gaat weer zitten.
In de reistijd die ons rest, vullen mijn huisgenoot zijn hele persoonlijkheid in, we slaan aan het profilen. We geven hem de naam Hans Birkeman, weten dat zijn ouders rijk zijn en zijn studie betalen.

Hij is ontevreden met zijn leven en te lui voor sport en school

Maar de Birkemannetjes zijn niet rijk genoeg om Hans’ huur voor hun rekening te nemen, waardoor hij minstens twee avonden per week staat te zwoegen als afwashulp in een goor en aftands restaurantje. Hans kijkt gespannen om zich heen terwijl we de resterende gaten van zijn leven invullen. Hij is opgegroeid in een nette buurt, verveelde zich veel tijdens zijn puberteit en ging om met de verkeerde mensen. Hij is ontevreden met zijn leven en te lui voor sport en school. De resultaten zitten hier achter in de bus: een onbekwaam lichaam en een stupide, onzekere persoonlijkheid. We zien hem denken. Waarom heb ik niet iets gemaakt van mijn leven? Mijn moeder zei dat ik alles kon worden, maar waarom heb ik dan toch niets geprobeerd? Nu zijn mijn laatste centjes ook nog eens verspild aan die verdomde bus.
Bedankt Hans, voor wat luchtigheid. Some work and some play make for a fine day.