Ga naar de inhoud

Huisgenootjes

Huisgenootjes. Iedereen die op kamers woont kent ze wel. Je woont ermee, je komt ze tegen. Je vrienden hebben ook weer huisgenoten. Die hebben ook weer vrienden. Voor je het weet, regel je per ongeluk de broer van de vriend van je huisgenoot, die elkaar kennen van de club en die broer woont weer samen met de vriend van je andere huisgenote die weer lid is van de ploeg van de zus van… Iedereen kent iedereen.

Ik ken huisgenoten die ’s nachts leven en overdag in het donker liggen te tukken, als een vampier

Maar ik dwaal af. Sommige huisgenoten zijn bijna familie, andere zie je eigenlijk bijna nooit. Met de één klikt het, met de ander soms niet. De één houdt zich wel aan het schoonmaakrooster, de ander niet. Ik ken huisgenoten die ’s nachts leven en overdag in het donker liggen te tukken, als een vampier. Ik ken ook huisgenoten die fanatiek sporten, waardoor ik mezelf Dikkie Dik voel met mijn zak ribbelpaprikachips op de bank.
Het is fijn als je elkaar kunt waarderen. Dat de ander jouw afwas ook eens meeneemt. Dat je voor elkaar even iets meepakt bij de Appie. Of dat je gezamenlijk handdoeken wast, want daar heb je er vaak niet veel van. Ik vind het ook leuk als mijn huisgenoten met mij brak op de bank liggen. Huisgenoten kunnen een toevoeging aan je studententijd zijn. Al kiezen er ook steeds meer studenten voor om op zichzelf, in een studio te gaan wonen. Lekker alles voor jezelf. Ik snap dat wel.

In je eentje brak op de bank liggen is ook weer zo saai

Ik zou het ideaal vinden om alleen mijn eigen afwas op het aanrecht te hebben. En dat je geen rekening met elkaar hoeft te houden. Geen scharreltjes van anderen over de vloer. Dan kun je naakt naar de douche strompelen. Al is het misschien ook wel stil. Niet even bij elkaar naar binnen wandelen, beetje domme praatjes hebben. Alleen brak op de bank liggen is ook weer zo saai. Nadeel is wel dat je niet de hele tijd alleen kunt bepalen naar welke film je gaat kijken. Voordeel is dat iemand thee voor je pakt als je zelf tijdelijk incapabel bent. Ik mag ze wel.