Ga naar de inhoud

Ik beken: ik ben een gluurder

De avondval in Groningen vind ik het mooist. Zo rond de tijd dat de spits het hele centrum vast laat lopen. Op die momenten gaan binnen de lichten aan en veranderen studentenkamers in etalages.
In de schemering loop ik graag door de stad en bekijk de mensen in hun huizen. Ja, ik weet het, mensen die zich met dergelijke praktijken bezighouden zijn vreselijk. Zelf heb ik er ook een hekel aan als vreemde ogen uit het duister me aanstaren terwijl ik me in het volle licht bevind. Dat gebeurt vaak op momenten dat ik iets doe wat ik graag privé houd, zoals wanneer ik onderuitgezakt in een zak chips zit te graaien. Toch kan ik het niet laten wanneer ik met gulzige blik door de deemsterding dwaal. M’n nieuwsgierigheid wint het altijd van mijn fatsoen.

Studentenkamers zijn het mooist, een bijeengeraapt zooitje van afdankertjes en Ikea

Vaak zie ik in de oplichtende ruimtes niet veel meer dan een stuk studentenkamer. Dat vind ik mooi, studentenkamers hebben namelijk altijd iets romantisch. Alle eigendommen van de student bevinden zich ergens in die kleine ruimte. Gehele huishoudens staan in luttele vierkante meters. Gebrek aan ruimte en budget hinderen doordachte interieurs. Kamers zijn een bij elkaar geraapt zooitje van afdankertjes en Ikea-meubels.
De persoonlijke touch komt naar voren in prullen. Oma’s stoel vormt een contrast met de Sziget-poster aan de wand. Het past totaal niet bij elkaar, en juist dat maakt het tot een geheel. Volgens mij zegt je kamer veel over wie je bent. Wie zijn de kamerbewoners die ik vanuit het halfdonker in me opneem? Dat is mijn spel, dat probeer ik al kijkend te ontrafelen.

Het liefst zou ik overal aankloppen en de kamers van dichtbij bekijken

Ik vraag me altijd af wat hun verhaal is. Waarom hangt er een schilderij van Gustav Klimt aan de muur? Waarom staan er drie vazen gevuld met bierdoppen? Hoe heeft iemand het voor elkaar gekregen om alle muren te behangen met posters van bands en festivals?
Bij elke studentenetalage dagdroom ik over het leven dat zich daarbinnen zou kunnen afspelen. Het liefst zou ik overal aankloppen en de kamers van dichtbij bekijken. De verhalen horen van de mensen die er wonen en de spullen waarmee ze de ruimte hebben ingevuld. Maar ja, daar voel ik me een beetje ongemakkelijk bij. Wellicht bekijk ik het ook te romantisch en zijn de dagdromen over deze levens mooier dan de werkelijkheid. Dat zijn ze toch altijd?