In verband met het coronavirus (in het Martini Ziekenhuis)
Of hij wil of niet, soms ontkomt een mens niet aan een bezoek aan het ziekenhuis. In verband met het coronavirus is het er niet makkelijker op geworden.
Maandag was ik (buiten m’n schuld, maar noodzakelijk) weer eens in het Martini Ziekenhuis in Groningen.
Normaal gebruik ik Ingang Zuid. Maar die was, zo zei het A-viertje, in verband met het coronavirus gesloten voor patiënten en bezoekers.
Ik vroeg een jongen met een elektronische-kaartsleutel in de aanslag of ik mee naar binnen mocht glippen.
‘Bent u een patiënt of een bezoeker?’, vroeg hij naar de bekende weg.
Natuurlijk mocht ik niet mee.
‘Helaas niet, meneer.’
‘Heeft u een nummertje?’, vroeg een Martini-dame in wit
Ik wandelde door de parkeergarage, waarin zich een andere ingang bevindt.
Een vrijwel ondoorgrondelijk gangenstelsel bracht me naar de ruimte waar men bloed kan laten aftappen. Daar trof ik een dame met een envelop in haar hand waarop SPOED stond en een oude man met een nummertje.
‘Heeft u een nummertje?’, vroeg een Martini-dame in wit.
‘Anders mag u hier niet zijn. In verband met corona moet u eerst een nummertje halen in Het Paviljoen.’
Ze legde uit waar Het Paviljoen zich bevond, ergens bij De Balie, het kon niet missen.
Nou, het kon wel missen. Een minuut later waande ik me in De Efteling. Ik bedoel, in de rij voor een attractie in De Efteling. Een met banden afgezet uitrekbaar wandelpad, maar dan zonder de tijdsaanduidingen.
Paviljoen was een groot woord voor een kamerplant en een dame achter een tafel
Ik wist het begin van dit doorzichtige doolhof te vinden en slingerde me op weg. Ik legde het parcours van zo’n 150 meter af zonder ook maar een mens op anderhalve meter afstand te naderen. Omslachtig, maar het werkte dus.
Het doolhof bleek een eindpunt te hebben. Het Paviljoen lag 25 meter verderop. Paviljoen was een groot woord voor een fors uitgevallen kamerplant en een dame achter een tafel waarop zwarte discussen lagen. Ik moest de bovenste discus pakken, en het nummertje dat erop lag.
‘Wanneer hij gaat trillen, mag u naar de bloedafname.’
Nadat ze je pijn hebben gedaan lijken mensen vaak extra aardig
‘Wanneer bent u geboren?’, vroeg de verpleegkundige voordat ze de naald in een ader in m’n linkerarm liet glijden.
Wat nou, in verband met corona? Alles was precies zoals altijd.
Watje op het wondje.
‘U mag nu zelf even drukken, alstublieft.’
Nadat ze je pijn hebben gedaan, lijken mensen vaak extra aardig.
Twee stukjes tape over het watje.
‘Zo, dat was ’m alweer.’
In z’n eentje vertegenwoordigde de man misschien wel vier coronarisicogroepen
Alles was weer net zoals anders. Nee, toch niet.
Ik zag een man in het doolhof, in z’n eentje vertegenwoordigde hij drie, misschien wel vier, risicogroepen. Hij tilde de rekband van het wandelpad op, dook eronderdoor, stapte naar voren en schoof wat papieren over de balie naar de receptioniste.
Normaal zou geen mens hiervan op- of omkijken. Nu zag ik bezoekers en patiënten ongerust zijn kant op blikken. De vrouw die op anderhalve meter afstand van me stond, schudde meewarig haar hoofd.
Verontwaardiging golfde door het Martini Ziekenhuis. Dit was een gevaarlijke man. Wat hij daar deed, dat was niet normaal meer.
‘Niet normaal’, zei de vrouw naast me en schudde nogmaals haar hoofd.
Foto (fragment): Luke Jones