Jaarlijks reflectiemoment
Zo richting het einde van het studiejaar heb ik altijd een besefmomentje. Even reflecteren op wat er allemaal is gebeurd. Reflectieverslagen schrijven kan ik zo langzamerhand wel, als er íets is wat Hanzestudenten leren, is het dat wel. Ik heb de wereld aan reflectieverslagen. Ze zijn keurig opgeborgen op m’n computer en ze hebben allemaal dezelfde voorgekauwde inhoud. Na vier jaar weet je wel wat Hanzedocenten willen lezen. Een paar verschillende bronnen uit de vakliteratuur en je bent alweer een heel eind op weg. Nu hoor ik je denken: wow, Sanne, waarom zet je dit op het internet? Straks lezen je docenten dit!
Nog steeds geen verkering, nog steeds geen fitgirl en ja, geld uitgeven gaat nog steeds ontzettend goed
Maar je moet een beetje gevaarlijk op de rand leven. En besides: de docenten weten ook wel dat wat in mijn reflecties staat, het resultaat is van vijf minuten googelen en een nacht doorbuffelen. Het is een beetje tweerichtingsverkeer. Wij zorgen dat er wat staat mét literatuur. Zij keuren het goed. Want ja, het hoort er nu eenmaal bij.
Los van deze waardevolle en kostbare opdrachten, vind ik het leuk om terug te blikken op afgelopen studiejaar. Wat heb ik gepresteerd? Ik ben vier keer verhuisd, heb even in het buitenland gebivakkeerd, ben nog steeds niet afgestudeerd en werk keihard tijdens m’n stage. Nog steeds geen verkering, nog steeds geen fitgirl en ja: geld uitgeven gaat nog steeds ontzettend goed. Wel is het me gelukt om meer spreekwoorden te gebruiken (je moet jezelf haalbare doelen stellen en de lat niet te hoog leggen), kom ik minder vaak te laat en doe ik vaker dingen zonder me iets van een ander aan te trekken.
Ik heb letterlijk geen huis, ik houd niet van bomen (want hooikoorts) en ook niet van beesten
Al met al heb ik me dan stiekem ook wel ontwikkeld, denk ik. Ik dacht vroeger altijd dat ik wanneer ik een twintiger zou zijn, m’n leven op de rit zou hebben. Dan zou ik vet volwassen zijn en weten wat ik wilde doen met m’n toekomst. Eind dit jaar word ik tweeëntwintig (ik vind dit zo’n mooi getal met die trema op de laatste e). Ik heb geen huisje, boompje, beestje. Ik heb letterlijk geen huis (ik zit in onderhuur en heb nog niks anders voor de tijd erna). Ik hou niet van bomen, want: hooikoorts. En ik hou ook niet van beesten (althans als daarmee niet het werkwoord wordt bedoeld). Ik heb wel bedacht dat ik niet klaar wil zijn met studeren. Dus als ik straks in januari eindelijk die bachelor te pakken heb, ga ik stiekem nog wel even door voor mijn master. Heb ik zo toch alweer een hele boel gereflecteerd.