Keuzevrijheid.

Voordat je denkt dat het over verkiezingen gaat. Relax. Over het algemeen vind ik politiek allesbehalve interessant. Dit gaat over iets heel anders. Tijdens het maken van m’n huiswerk voor het laatste college Staatrecht 1 had ik een o-nee-niet-weer-moment. Het college ging over grondrechten en één van de vragen ging over het onverdoofd slachten van dieren. Het was bijna een kopie van een vraag bij het vak Grondrechten dat ik bij de Hanzehogeschool heb gevolgd. Het verschil tussen de twee vragen zat hem in de vraagstelling. Op de Hanze ging het over of het recht van dieren om verdoofd geslacht te worden hoger stond dan de vrijheid van godsdienst voor moslims en joden.

Ik hield m’n mond, maar gelukkig deed prof. Hoogers dat niet

Er ontstond toen een debat waaraan ik mijn ideeën naar voren bracht. Uiteindelijk was niet iedereen het met me eens, maar ik had het gevoel dat ze m’n standpunt wel begrepen. Normaal gesproken hou ik afstand van discussies omtrent geloofskwesties met mensen die ik niet of nauwelijks ken. Het voelde toen goed om iets te zeggen. Deels doordat er een goede vriendin naast me zat, maar vooral doordat docente Ilse de Haan het debat goed leidde. (Ik wilde haar altijd nog eens bedanken, bij dezen, Ilse.)
Afgelopen dinsdag ging het er iets anders aan toe. Hier was het de vraag of een wet die de Partij voor de Dieren zou willen invoeren in strijd was met de vrijheid van godsdienst. Een jongen zei opeens dat gelovigen de keuze hebben om vlees te eten dat afkomstig is van dieren die onder verdoving zijn geslacht. Ik werd toen zo kwaad vanbinnen dat ik het wel kon uitschreeuwen. Ik deed het alleen niet. Iets zorgde ervoor dat ik mijn mond hield. Desalniettemin sprak mijn gezicht boekdelen.
Gelukkig hield de docent zijn mond niet. Prof. Hoogers zei heel resoluut dat er dan geen keuzevrijheid zou zijn voor vrome moslims en joden en dat deze wet, als ze er ooit komt, ertoe zou leiden dat deze mensen geen vlees zouden kunnen eten.

Waarom maak ik bepaalde keuzes? Kan ik vrij kiezen wat ik geloof?

De jongen bleef bij zijn standpunt en de docent ging verder met het college. Achteraf had ik er geen spijt van dat ik niks had gezegd. Het antwoord van Hoogers vertolkte mijn standpunt en die jongen zou toch niet van gedachten veranderen. Voor mij een duidelijk geval van spreken is zilver, zwijgen is goud.
Wel zette het me aan het denken. Waarom maak ik bepaalde keuzes? Heb ik keuzevrijheid in wat ik geloof? In hoeverre beperken keuzes die ik in het verleden heb gemaakt, de keuzes die ik vandaag de dag maak? Gelovig of niet-gelovig, wordt niet iedereen op de één of andere manier beperkt in z’n keuzes?