Man aan boord
Loop ik laatst op m’n dooie gemak naar de supermarkt, denk ik ineens achtervolgd te worden. Als ik me omdraai, zie ik glimmende klinkers en een oude vrouw gebogen over haar rollator. Niks aan de hand. Even later… en tóch beweegt er iets vlak naast me. Iets volgt me, zo lijkt het. Na een tijdje, net iets te lang, ontdek ik dat een gesp van mijn tas los zit. De achtervolger is ontmaskerd.
Het meisje met de schrikogen zegt dat er net een kerel over de reling is gesprongen, het water in
Ongeveer hetzelfde doet zich voor als ik die avond een rondje heb gerend. Hijgend terug in mijn straat, word ik op de schouder getikt. Voor wie de straat niet kent: de Oosterhamrikkade wordt gescheiden van het Wielewaalplein door een water dat de uiterst creatieve naam Oosterhamrikkanaal draagt. In het kanaal liggen woonboten en naast het water ligt een baan waar bussen en taxi’s overheen scheuren.
Goed, in die straat kijken een stel ogen me vol van schrik aan, omdat er net een kerel over de reling is gesprongen. Het water in. Althans, zo beweert ze. De man was vlak voor haar neus langsgerend, had niet getwijfeld en een duik genomen. Wij turen bij de rand van het water, maar er is niets te zien. Ik probeer door haar brillenglazen te kijken om sporen van psychedelische middelen te ontdekken. Niets.
Net als ik een eind aan de zoektocht wil breien, horen we een noodkreet
Dan horen we gespartel, een paar meter verderop. Eenden. Op het punt dat ik wil voorstellen om er een eind aan te breien, horen we een noodkreet. Onhandig houdt een knul zich vast aan een zwemtrap aan één van de woonbootjes. Het vriest de laatste tijd stevig, dus rennen we naar de overkant, via de busbaan, naar de woonboot. Onderweg vertelt mijn reddingspartner me dat ze alleen even de deur is uitgegaan om een kroketje te scoren. Zo zie je maar waar frituur al niet goed voor is.
Aan de overkant is de paniek opgelopen. De jongen is uit het water, hij staat nu op de boot. Hij giert dat hij is vergiftigd en dat hij wordt achtervolgd. De bewoonster van de boot probeert hem van haar dak te werken, maar hij weet haar voor te blijven. Mijn reddingspartner belt tegelijkertijd met haar moeder (geruststellen) en de politie (alarm slaan). Dat wordt de knul, die hevig staat te rillen, net even te veel, hij tiert en giert.
Uiteindelijk verlaat hij de boot onder begeleiding van twee vriendelijke agenten. De bewoonster van de boot verklapt aan de politie dat zij lang geleden eens paddo’s had genomen. Ze vond het vervelend, die jongen op haar dak, maar het doet haar ook denken aan vroeger. De politieagenten knikken, deze overtreding zien ze met graagte door de vingers. Trouwens, ze hebben nu belangrijker werk te doen, de gierende zwemmer in veiligheid brengen. Als ze allemaal weg zijn, de agenten, de jongen en het krokettenmeisje, is het weer stil op de Oosterhamrikkade.