Ga naar de inhoud

M’n opa

‘Hij heeft de dood in zijn ogen staan.’
Een niets verbloemende uitspraak van mijn opa, een man die meer rimpels heeft verzameld en meer grijze haren heeft verloren dan onze oud-koningin Beatrix. De gebeurtenis die op de geboorte van de kroonprinses volgde staat hem nog goed bij. Op 31 januari 1938 reed er een man te paard van Westerlee naar Heiligerlee. In zijn hand een rood-wit-blauw gekleurde vlag, tussen de lippen een toeter die akelig veel op een vuvuzela moet hebben geleken. Niemand kon aan het nieuws ontsnappen.

Kameraadje zei dat ik al z’n gereedschap mocht hebben, dat vond ik maar vreemd’

Het huis van mijn opa is de enige plek waar kinderfoto’s van mij en mijn broer te bewonderen zijn. Zou je er toevallig komen, dan zie je ons daar aan de muur hangen, samengedrukt op een stoeltje, overgeleverd aan de genade van de schoolfotograaf. In onze, in retrospect zeer onmodieuze, zondagse kledij. We lachen ongemakkelijk en missen een stel tanden die hun plek nog moeten veroveren op het omliggende tandvlees.
Mijn opa was tijdens ons laatste bezoek druk doende de kleine ijzeren schuur uit te ruimen. Zijn gereedschap en werktuigen had hij kundig gedemonteerd. De losse onderdelen had hij keurig gesorteerd, zodat de vuilstort er een gemakkelijke klus aan zou hebben. Uit de kleine ijzeren schuur kwamen een compressor, een werkbank, kilometers bedrading en verscheidene apparaten waarvan ik de naam gauw weer ben vergeten.
Het punt is: ik ken verhalen van de ouderen die de dood langzaam voelen naderen en daar stille berusting in vinden. Veel van zijn gereedschap had hij jaren geleden gekregen van een vriend, die hij kameraadje noemde.
‘Op een dag stond hier de hele bank vol, het mooiste gereedschap was het, duur spul ook. Toen ik aan kameraadje vroeg wat de bedoeling was, zei hij dat ik alles mocht hebben. Dat vond ik maar vreemd. Niet veel later was-ie dood, voelde het waarschijnlijk aankomen.’

Mijn opa drinkt z’n koffie zwart sinds z’n 35-ste en hij dingt af bij de lokale witgoedhandelaar

Opa kijkt naar een onbestemd punt in de verte terwijl hij deze herinnering uit de diepte vist. De kleine ijzeren schuur gevuld met zijn mysterieuze gereedschap is zijn heiligdom, de plek waar hij jarenlang zijn passie voor techniek en elektronica heeft kunnen botvieren. De langzame maar gestage verwijdering van dit deel van zijn geschiedenis baart ons zorgen. Toegegeven: hij heeft lang geleefd, is gezond gebleven. Maar hij heeft tijdens zijn leven ook vrijwel al z’n vrienden en familie verloren. Zijn vrouw, zijn dochter en beste vriend snijden nog het meest.
Mijn opa is een man die zijn koffie zwart drinkt sinds z’n 35-ste en afdingt op een magnetron bij de lokale witgoedhandelaar. Hij is een man die maandelijks onder handen wordt genomen door een kapster die hem thuis knipt voor het schamele bedrag van zesenhalf euro (maar hij geeft haar zevenenhalf). Hij is een man die, toen de kapster door een botbreuk aan bed gekluisterd was, zijn haar besloot te knippen door een kam te voorzien van een rij scheermesjes. Hij is een man die niet doorheeft dat de kleurbalans van zijn televisietoestel zo scheef is dat de hoofden van de personages in zijn favoriete Duitse krimi’s oranje gebleekt zijn. Hij is een man met meer eigenaardigheden, vindingrijkheid en herinneringen dan je voor mogelijk houdt. Hij is een man die de dood in de ogen heeft staan.