Ga naar de inhoud

Muizenplaag in Groningen

Met nog een stapel werk te verzetten en een aankomend deeltentamen op komst was ik dit weekend van plan me niet als een stereotiepe student te gedragen en me klem te zuipen. IJdele hoop, zo bleek later. Mijn beste neef was dit weekend jarig en dat moest natuurlijk gevierd worden. Nu ken ik mijn neef goed en zijn excessief drankgebruik ken ik nog beter. Wanneer ik zeg dat hij me introduceerde in termen als yolocaust en terminaal gaan, zeg ik denk ik genoeg.
Als ik binnenkom gaat het gezelschap direct over op drankspellen en voordat ik het weet, ben ik aan het raden of Dolly Parton een Amerikaanse pornoster of countryzangeres is. Dit gaat enkele uren door en na een felle discussie of Goku wel Super Saiyan 2 geweest is in Dragonball Z, besluit ik om twee uur ’s nachts toch maar naar huis te gaan.

De muis is hem al gesmeerd en vlucht achter de koelkast

Eenmaal thuisgekomen drink ik tig glazen water en plof ik in mijn bed neer. Kat in het bakkie: nog minstens acht uur slaap, een redelijk beperkte hoeveelheid alcohol geconsumeerd en voor de zekerheid heb ik Ibuprofen in huis. Morgen wordt een productieve dag…
Och, als het toch eens zo had mogen zijn. Om vier uur word ik wakker van geritsel in de linkerhoek van mijn kamer. Mensen die mij kennen weten wat dit voor me is: pure horror. Ik ben redelijk autistisch ingesteld qua slapen: het moet volkomen donker en stil zijn. Nog half slapend ga ik ervanuit dat het de kraan is, die ik niet goed heb dichtgedraaid. Ik stommel naar de kraan, draai hem nog eens goed aan en duik m’n bed weer in. Twee minuten later hoor ik precies hetzelfde geluid. Zwaar geïrriteerd stap ik uit bed en inspecteer ik de linkerhoek van mijn kamer. Op het eerste gezicht lijkt er niks te zitten en ook het geluid is weer verdwenen. Voor de zekerheid til ik de plastic zak met andere plastic zakken op, en daar is-ie. Een muis. Een vieze, dikke, gore muis met zwarte snorharen. Ik schrik als een kleine bitch en gooi instinctief de tas terug. De muis is hem al gesmeerd en vlucht achter de koelkast. Na me vermand te hebben, pak ik mijn grootste schoen. Vastbesloten om de muis niet het daglicht te laten zien. Daar sta ik dan: om kwart over vier ’s morgens in mijn onderbroek en met een schoen in mijn hand op muizenjacht. Tragisch. Wat nog tragischer is, is dat ik de muis met geen enkele mogelijkheid te pakken krijg. Ik schuif al m’n kasten opzij, maar nergens is een muis te bekennen.
Om vijf uur besluit ik dat het mooi is geweest en geef de zoektocht op. Als ik bijna in slaap val, hoor ik het geritsel weer . Ik kan wel huilen. Wat een teringmuis. Ik zie hem voor me met zijn zwarte snorharen en hij doet me denken aan iemand. Adolf. Adolf de muis heeft zich in mijn huis gevestigd en is vastbesloten om het niet zonder strijd te verlaten. Na vijf minuten hoor ik niks meer. Het is volkomen stil in Groningen. Geen geluid in het huis. Je hoort niks. Nee, zelfs niet Adolf de muis.