Ga naar de inhoud

Overal wad in de stad

Om mij heen zie ik de behoefte aan simpele rust. Aan het Terschellinger vakantiegevoel. Een eiland, waar je niet uit duizend bakkers hoeft te kiezen. Waar wandelen tegen de wind in, schelpen verzamelen en een kopje thee bij de open haard genoeg zijn. Oases van land op het wad, waar het ’s nachts echt stil is, buiten je hoofd en in je hoofd.
In de stad ontstaan haventjes van rust, cafeetjes waar niet alles swoest, uitspanningen waar de tijd op z’n gemakje tikt. Spelletjesavonden, breiclubjes, doorgeefboeken en online yoga schieten uit de grond. Ik kijk om me heen en zie mensen die allemaal een beetje moe zijn. Iedereen lijkt te zeggen: het is wel even genoeg. Was dit altijd al zo? Valt het me nu pas op? Of is het iets van de laatste tijd?

Groningen nu: haventjes van rust, cafeetjes waar niet alles swoest, uitspanningen waar de tijd op z’n gemakje tikt

Als ik kijk naar het einde van de jaren negentig, zie ik een andere tijd, een tijd waarin iedereen een afwasmachine heeft. Terugkijkend lijken de jaren negentig in vier woorden te vangen: better, bigger, faster, stronger. Je hoefde enkel rijk te worden om gelukkig te zijn. En dat leek niet zo moeilijk. Gewoon gaan studeren, je best doen, werken, trouwen en kinderen krijgen. Voilà, daar was je geld, je zekerheid en je geluk. Elke keer als je verhuisde ging je naar een groter huis, überhaupt werd alles steeds meer: meer spullen, meer overvloed. Niet dat ik me niet vermaakt heb, hoor! Zeker wel, ik verzamelde naarstig flippo’s, kon m’n lol niet op met m’n eerste mobiele telefoon en had de wereld aan kinderseries om uit te kiezen.
Het lijkt nu anders. Niet steeds meer of steeds sneller of steeds groter. Termen als bewuster, simplify, duurzaamheid en minimalisme voeren de boventoon. Een soort anti-termen omdat je juist niet met die grote terminologie bezig hoeft te zijn. Bewust zijn van jezelf en de wereld om je heen. Het is nu belangrijker om te weten wie je bent dan weten wat je wilt worden als je later groot bent. In de jaren negentig kregen we zoveel keuzes voorgeschoteld, en we knikten, en we knikten nogmaals. Inmiddels hebben we kramp in onze nek en komt de criticus naar boven. We zeggen vaker nee. Want wat heb je aan vijftien broeken? Aan dertig koffiemokken? We willen liever één broek van honderd euro die een paar jaar meegaat dan vijf broeken van twintig die het einde van de zomer niet halen. En uiteraard is het crisis. Of is die alweer over? Ik kan het niet meer bijhouden. Maar de crisis spoort de behoefte aan om bewuster met je geld om te gaan ook aan. Het riedeltje studeren-baan- trouwen-kinderen is niet meer de ultieme weg naar geluk. Het is een keuze geworden. En als je dat nog niet weet is het ook prima. We lijken wat minder te moeten en wat meer te mogen. Geld, zekerheid en geluk blijken geen synoniemen te zijn. Met wat minder spullen lijken we minder moe en wie weet wel iets gelukkiger.