Papa (2)

Mijn vader leeft. Hij had ook dood kunnen zijn. Vorige week was hij het bijna.
Woorden zijn hard. Vorige week schreef ik ze vooral op om uit te leggen waarom ik m’n klas, de Hanze en Groningen in paniek had verlaten. Die woorden zijn aangekomen, en niet alleen als uitleg. Een ongekende stroom goede wensen spoelde over m’n familie en mij heen. Blijkbaar heeft de lezer mijn pijn gevoeld en dat is bijzonder.
Het was een bijzondere week. M’n vader was in levensgevaar, ik had gedacht dat al m’n gevoelens zich daarop zouden richten. Maar nee. Ik was in de buurt van het ziekenhuis, dicht bij m’n familie, maar na verloop van tijd voelde ik toch een soort heimwee naar de rust en regelmaat van m’n plekje in Groningen. Daar hoorde ik thuis, het studentje dat zo graag z’n eigen leven leidt.

Thuis zaten we verstrikt in een web dat hypergevoelig was voor signalen die iets zeiden over papa’s toestand

Van nature ben ik een droogkloot met een klein hartje. Ik sta voor iedereen klaar, maar je zult zelden van me horen hoe geweldig je bent. Maar de afgelopen week zei ik het steeds weer tegen m’n dappere zusje dat met me waakte aan pappa’s bed. Yvonne hield z’n ene hand vast, ik de andere. Mijn vader leek te slapen, maar hij sliep niet, hij vocht.
Woensdag 8 maart. Gisteravond zaten we thuis, verstrikt in een web dat hypergevoelig was voor signalen die iets kunnen zeggen over z’n toestand. De telefoon, de deurbel, appjes. Alles. Gisterenmorgen was de huistelefoon gegaan. Ik had op zolder gehoord dat mama niet direct opnam. Ik schreeuwde. Mama spurtte toe, m’n zusje, die onder de douche stond, begon te huilen. Ik had meteen spijt van mijn impulsieve actie. Ik had erover na moeten denken. Zoals papa ook altijd eerst nadacht. Het telefoontje bleek onbelangrijk. Logica staat hoog in m’n vaders vaandel en zorgen voor is belangrijker dan het uitschreeuwen van je eigen problemen. Ik wilde handelen zoals hij om zo de leegte te vullen die hij achter had gelaten.

Ik probeerde mezelf te wapenen tegen het onvermijdelijke einde

Het logisch nadenken hield me de hele tijd sceptisch, soms zelfs cynisch. In het ziekenhuis hield ik zijn hand vast. Dat was geen steun, maar afscheid nemen. Ik probeerde mezelf te wapenen tegen het onvermijdelijke einde. Mama noemde het zelfbescherming.
Ik probeerde m’n moeder en Yvonne te beschermen tegen de teleurstelling die zou volgen op hun vergeefse hoop. De moed die ze zichzelf inspraken zou niet helpen. Ik wilde logisch redeneren en handelen, positief en realistisch. Dat is lastig, maar het werd beloond. Telkens wanneer ik wat logisch beredeneerde, werd het werkelijkheid. Papa leek met het uur beter te worden.
Dat sentimentele, heb ik dat van m’n moeder? Ik lees terug wat ik eerder opschreef. Het lijkt alsof ik daar heb opgetekend dat m’n vader al dood ís. Het zijn mijn eigen woorden, maar ik kan ze niet aan, ze zijn hard.
De slepende dagen worden in elkaar geregen door belletjes naar de vierde verdieping. De mensen van de intensive care knijpen regelmatig een oogje toe als we ons niet aan de bezoekuren houden.
Tot vrijdag ging iedere belgerinkel door merg en been, inmiddels luidt het geklingel steeds weer goed nieuws in. M’n vader kan van de beademing af, de belachelijke hoeveelheid infusen kan weg.

Papa mag naar de medium care, Magere Hein is teruggedeinsd

Op zaterdag zeggen de lakens en de vloer dat ze geen trek in mijn tranen meer hebben. Papa mag naar de medium care. Een pak van ons hart. Magere Hein is teruggedeinsd. Papa is wakker geworden onder het oog van de zuster. Haar ja-nee-vragen heeft hij keurig beantwoord. Hij heeft de brui er verdomme nog niet aan gegeven. Het is prachtig. Een vechtersbaas eersteklas, hij slaat z’n tweede hartstilstand kort en klein.
Op zondag spreekt hij weer. Warrig is z’n brein, ik zal het wel even opfrissen. Ik lees hem voor wat ik geschreven heb. Tranen biggelen over z’n wangen. Ik voel opluchting, een dode huilt immers niet.
Maandag kan hij alweer lachen, om de laptop die ik heb gesloopt. Hij fixt hem wel weer.
‘Wat fix ik niet?’, zegt hij.
Ik ga terug naar Groningen. M’n vader begint zich bezwaard te voelen omdat hij me ‘heeft gedwongen’ m’n normale leven te onderbreken. Maar ik ga gewoon terug omdat het kan: hij wordt overgeplaatst naar cardiologie (hij krijgt een pacemaker).
De zuster spreekt van een toverstokje dat op papa’s schouder heeft getikt. M’n oom zegt dat hij gewoon niet kan gaan voordat híj gaat, hij is nota bene drie jaar ouder. Ik geniet van die nuchterheid, m’n zus van het toverstokje. Voor mij is zij de grootste toverfee: Yvonne was er toen hij haar het meest nodig had. Dankjewel, lieve zus.
Weer betrap ik mezelf op complimentjes.