Rust in vrede, Vaatje
Nog steeds voel ik de leegte in mijn hart. Ik voel me niet meer mezelf. Incompleet, een beetje verloren. Ik voel me nog een beetje zoekende. Mijn lievelingskroeg heeft een tijd geleden haar deuren gesloten. ’t Vaatje in de Poelestraat is niet meer. Als eerstejaars stapte ik eens op een donderdagavond de drempel over en voor mijn gevoel ben ik nooit meer weggegaan. De plakkerige grond, de kapotte, plastic glaasjes en de kannetjes. De herkenbare geur van zweet, oud bier en zoete shotjes. Nergens anders past die zo goed als in daar in ’t Vaatje.
In ’t Vaatje bestelde je paardenkut en kreeg je heel veel Apfelkorn met een drupje Spa, zoals het hoort
In ’t Vaatje kon je meezingen met kinderliedjes. Stond je arm in arm het Noorderplantsoen-liedje te schreeuwen. Je haalde kannetjes sterk en je dronk zo uit de kan. Daar bestelde je PK (paardenkut) en kreeg je heel veel Apfelkorn met een drupje Spa rood. Zoals het hoort. En vergeet alsjeblieft piekuur niet.
Als ik naar de stad ging, ging ik naar ’t Vaatje. ’t Vaatje was de stad. Natuurlijk zijn er ook andere kroegen. Waar je ook kannetjes kunt drinken. Waar je ook lelijke liedjes kunt zingen. Waar ook piekuur is. Maar in ’t Vaatje was het anders. Je kon er in je rokkostuum naar toe, maar ook in je pyjama. Je kon dansen op het podium, maar ook drinken aan de bar.
Je kon je jas gewoon meenemen, in ’t Vaatje werd hij niet gestolen
De beste avonden die ik tot nu toe in de stad heb beleefd, waren binnen de deuren van ’t Vaatje. Het maakte niet uit, als je superdronken over barkrukken heen viel. In de rij staan voor de kleine, vieze wc was gezellig. Je mocht je tas gewoon even achter de bar leggen. Geen gedoe met de Stadsgarderobe. Je hoefde niet verkouden te worden zonder jas, je nam hem gewoon mee. In ’t Vaatje werd hij niet gestolen. Ik mis ’t Vaatje. Vooral omdat ik nog steeds langs mijn lievelingsplek loop, zonder dat ik naar binnen kan gaan. Hopelijk komt ze ooit nog terug, maar tot die tijd moet ik op zoek naar een andere lievelingskroeg.