Supercaissière
Met enkele vrienden sta ik voor de groente. Ze kijken me smachtend aan (de groentes, bedoel ik). Ik hoor hun wens om opgepakt te worden. Ze fluisteren dat ik ze moet meenemen en ze later vandaag liefdevol moet insmeren met fijne oliën. Maar het zal niet gebeuren, in mijn hoofd heerst vandaag een volledig gebrek aan culinaire inspiratie. De broccoli doet me niks, de rode paprika laat me koud.
Geldgebrek en de behoefte aan een degelijke maaltijd zijn een recept voor gastronomische black-outs. Hoe je het ook wendt of keert, meerdere malen per week pasta of wraps, dat komt je op een gegeven moment de keel uit.
Uiteindelijk beweegt zich over de lopende band een weerzinwekkende combinatie van pindasaus, penne, andijvie en vegaburgers
Na enig wikken en wegen komen mijn vrienden en ik tot een drastisch besluit: we bepalen een maximumbudget en we kiezen allemaal één onderdeel van de maaltijd. Een waanzinnig idee dat gedoemd is te mislukken. Uiteindelijk beweegt zich over de lopende band een weerzinwekkende combinatie van pindasaus, penne, andijvie en vegaburgers.
Met mijn pinpas in mijn hand wacht ik op het moment waarop de caissière het totaalbedrag vermeldt. Het is een middelbare vrouw met haar haar in een ietwat strakke knot. In haar ogen bespeur ik enige vijandigheid, die vermoedelijk nog nasmeult van een eerdere aanvaring. Enkele maanden geleden strompelde ik hier rond het middaguur wat rond, na een avond flink doorzakken. Bij het afrekenen gaf de kassavrouw me vijf euro te weinig wisselgeld terug.
‘Ach’, zei ik onbekommerd, ‘het is nog vroeg.’
Ook nu, maanden later, bespeur ik nog de minachting in de ogen van de kassamevrouw
Een lange teen, een verkeerd been, een gevoelige snaar, vermoedelijk alle drie. Haar blik verstarde en haar stem klonk hard en hatelijk. Zíj was haar nest al om zes uur uit gefladderd.
‘Zo vroeg is het dus helemaal niet meer.’
Haar toon liet geen enkele twijfel: hier klonk geen afkeuring, hier klonk afkeer. Hardhandig drukte ze de munten in m’n hand. Het was een geraffineerd gebaar dat je geen pets kunt noemen, maar waarvoor ook geen ander woord bestaat. Ik bedankte haar vriendelijk en liep de zaak uit. De blik die de kassierster me achterna wierp, leverde me een kortstondige brandwond op mijn rug op.
Ook nu, maanden later, bespeur ik in haar ogen nog de minachting. Met een aan marteling grenzende onverschilligheid haalt ze de boodschappen langs de scanner en na de pindasaus braakt ze met een vette neusklank het totaalbedrag op.
‘Zes euro dertig.’
Ik geef het geld en loop langzaam naar de uitgang, hyperalert, één verdachte beweging kan dodelijk zijn
Het is gewoon een bedrag, maar ze zwiept het eruit alsof het een bedreiging is, je geld of je leven!
Ik geef het geld en loop langzaam naar de uitgang, hyperalert, één verdachte beweging kan dodelijk zijn. Vlak voordat ik naar buiten stap, realiseer ik me dat ik geen bonnetje heb gevraagd. Ik draai me om en kijk naar de kassavrouw, die inmiddels een andere student aan een mishandeling onderwerpt. Heldhaftige gedachten spelen door mijn hoofd, maar uiteindelijk kies ik eieren voor mijn geld. Het is al laat.