Teo versus Studiestress: ALD-52
Teo is een cognitieve alchemist. Hij speurt naar legale en onschadelijke middelen en methodes die van loodzware tentamenperiodes gouden tijden maken. Deze maand probeert hij ALD-52 uit.
1-Acetyl-N,N-diethyllysergamide. Probeer dat maar even snel en soepel uit je mond te krijgen. In het echt gaat het prima, vooral met een pipetje. Oké, we korten het af, ALD-52, het stofje met dezelfde vader als LSD.
Fun fact: LSD staat sinds 8 februari 1966 op de lijst van verdovende middelen die onder de Opiumwet vallen. Waarom? Omdat er geruchten gingen dat de provo’s en de psychonauten suikerklontjes aan de paarden van de Goude Koets zouden voeren tijdens de bruiloft van Beatrix en Claus. Geen grap, binnen één dag stond het tripmiddel, dat 28 jaar eerder voor het eerst het daglicht had gezien in het lab van Albert Hofmann, op de zwarte lijst.
Het idee achter de microdosering is dat kleine hoeveelheden tripmiddelen een positief effect hebben op productiviteit, creativiteit en je stresslevel.
Wat heeft dit met studeren en productiviteit te maken? Heel veel. Een tijdje terug experimenteerde ik met microdoses psylocibine. Het idee achter de microdosering is dat kleine hoeveelheden tripmiddelen een positief effect hebben op productiviteit, creativiteit en je stresslevel.
Professor David Luke van de University of Green, Londen, bewees dat de inname van een psychedelische substanties als LSD en psylocibine ervoor zorgt dat je hersenactiviteit naar beneden gaat en dat de interconnectiviteit tussen de verschillende centra in je brein juist toeneemt. Dit kan verklaren waarom mensen tijdens een trip kleuren ruiken en geluiden zien. Het kan ook verklaren wat fanatieke microdosers beweren: je wordt rustiger, je creativiteit vloeit makkelijker en je aanvaardt het leven zoals het is.
Tijd om dat eens te testen. ALD-52 is een goedje dat op LSD lijkt, maar een paar kleine scheikundige schakels anders in elkaar steekt. Met andere woorden: het staat niet op de opiumlijst. Je bestelt het online, in een flesje met een pipetje, helemaal klaargemaakt voor microsdosen.
Tien tot vijftien druppels om de drie dagen, volgens de bijsluiter. Een dosering van tien druppels lijkt me om te beginnen wel voldoende. ’s Ochtends innemen op een lege maag en na twee uur ’s middags niet meer gebruiken (het kan een negatief effect hebben op je slaap).
Geen misselijkheid, geen trippy gevoel, maar op dagen van gebruik juist een warme kalmte
Vier weken lang test ik het goedje, dat is ongeveer de hoeveelheid die in het flesje zit. Strak houd ik me aan het schema: elke derde dag een microdosis. Het valt meteen op dat dit heel anders werkt dan de truffels. Geen misselijkheid, geen trippy gevoel, maar op dagen van gebruik juist een warme kalmte. Normaal voel ik me ’s ochtends soms gestrest en opgejaagd. Na het innemen van de ALD-52 is daar geen sprake van.
Dit besef breekt trouwens pas in week drie door. Voor die tijd merkte ik het niet. Door de twee dagen die tussen de innames inzitten, word ik me langzaam bewust van de effecten. Ze zijn supersubtiel, heel minimaal. De eerste keer dat ik iets meen te voelen is wanneer iemand een grap maakt en ik heel hard en oprecht moet lachen. Zo oprecht dat ik er verbaasd door ben hoe goed dat voelt. Terugredenerend is het de ALD-52.
Je zou er ook zo’n drie weken vóór de tentamenperiode mee moeten beginnen, ook niet handig
Of ALD-52 goed is voor productiviteit? Het middel geeft een bepaalde rust en verbetert je algehele humeur. Daardoor zou je minder last kunnen ervaren wanneer je aan faalangst lijdt, naar een blanco pagina zit te staren of tot actie moet overgaan. Aan de andere kant: ik ga er zeker niet mee door. Waarom niet? Kort en goed: het is een substantie die je regelmatig moet innemen, daar hou ik niet van. Je zou er ook zo’n drie weken vóór de tentamenperiode mee moeten beginnen, ook niet handig. Bovendien ben je afhankelijk van een middel. Ik vertrouw liever op goed opgebouwde routines dan op een paar druppels verdund wanna-be LSD. Conclusie: een leuk experiment, maar niet aan te raden als middel tegen tentamenstress.
Foto: Pepijn van den Broeke