Ga naar de inhoud

Terug naar Delfzijl

Je merkt pas hoe belangrijk iets is, wanneer het weg is. Dat dit geen betekenisloos poëtisch zinnetje is, heb ik afgelopen week mogen ondervinden.
Onze zaalvoetbalwedstrijd gebood mij en mijn zaalvoetbalteam om naar Delfzijl af te reizen. Als ik het mij goed herinner ben ik zo’n twaalf jaar geleden voor het laatst in Delfzijl geweest, al zou ik niet meer weten waarom. Wat ik me nog wel herinner, was dat het er koud en kil was, ondanks de zomer. Hopend op een nieuwe, betere kennismaking met Delfzijl en een mooie overwinning stapten we in de bus. Naarmate de bus dichterbij zijn bestemming kwam en ons langs plaatsen bracht als Garmerwolde, Ten Boer, Garrelsweer en Appingedam, raakte de bus steeds leger. De hoop op een veilige terugkeer naar het fijne Groningen werd met de kilometer minder. Ik kreeg het gevoel dat Delfzijl een eigen staat was, waarbij we eerst door een douane zouden moeten rijden voor een paspoortcontrole.

De hoop op een terugkeer naar het fijne Groningen werd met de kilometer minder

Na eindelijk gearriveerd te zijn bij bushalte de Platen haastten wij ons naar sportcomplex De Brede School waar de tegenstanders op ons wachtten. Binnengekomen in de zaal hing er een gezonde spanning. De studenten op de vierde plaats tegen de Delfzijlers op de tweede plaats. Een titanenstrijd. Wij trapten af en het spektakel kon beginnen. Jammer genoeg duurde het voor mij slechts vijf minuten. Na een duw van een tegenstander kreeg ik het voor mekaar om met mijn beperkte motoriek een gruwelijke misstap te maken en mijn enkel te verzwikken.
Een scherpe pijn schoot door mijn rechtervoet, terwijl ik als aangeschoten wild op de grond bleef liggen. Nog onder invloed van de adrenaline kroop ik het veld uit en schreeuwde om ijs voor mijn enkel. Een behulpzame tegenstander kwam ermee aanzetten. IJs in een plastic beker: het bleef natuurlijk Delfzijl, maar het was beter dan niks. Al snel kwam er een grote bult opzetten, ik wist dat normaal bewegen er de komende twee weken niet in zat. De rest van de wedstrijd, die eindigde in een zwaar bevochten nederlaag voor ons, heb ik aan de zijkant mogen aanschouwen met een plastic bekertje vol ijs tegen mijn enkel aan.

Ik werd aangekeken alsof ik de klokkenluider van de Notre Dame was

Na de wedstrijd was het een race tegen de klok om de laatste bus naar de bewoonde wereld te halen. Wonder boven wonder is het gelukt en daar zat ik dan: in een bushokje bij halte De Platen met een halve liter Amstel en een verzwikte enkel. De regen kletterde tegen het bushokje aan en het was nog kouder dan mijn laatste bezoek hier.
In de duisternis doemden de koplampen van de bus op. Onze redder in nood. Na een helse busreis waarin de alcohol slechts een gering effect had op mijn vertyfte enkel kwamen we dan aan in Groningen. Strompelend liep ik naar mijn fiets terwijl ik werd aangekeken alsof ik de klokkenluider van de Notre Dame was. Hoewel het fietsen mij nog redelijk af ging, vreesde ik de twee trappen die ik moest beklimmen om mijn kamer te bereiken. Ik voorzag de doemscenario’s waarin ik niet in staat zou zijn om me omhoog te hijsen en van bittere ellende in de gang zou moeten slapen. Gelukkig kwam het zover niet. Ze voelden aan als de Mount Everest maar ik wist de obstakels tree voor tree te bedwingen. Ik plofte op m’n bed neer.
De volgende dag bracht ik een bezoek aan de huisarts. Zijn advies? Twee weken rust en dan weer rustig opbouwen. Klote. Voordeel was dat ik nu wel genoeg tijd had om voor mijn tentamens te leren en dat er ook zittend bier gedronken kan worden. Dat dan weer wel.