Toch nog een paar mensen op en om de Hanze
Deze week kunnen Hanze-werknemers vergeten spulletjes ophalen. Donderdag 2 april zijn er anderhalve man en een paardenkop in de gebouwen. Buiten is het ouderwets gezellig.
Op de negende verdieping van de Van OlstToren is het stil. Geen mens te bekennen op de etage van waaruit de hoogste Hanzebestuurders normaal gesproken over een groot deel van hun koninkrijk blikken.
Deuren dicht, computers uit en de stoelen keurig tegen tafels en bureaus aangeschoven.
Slechts één deur van het slot, daarachter de tafel met het ontsmettingsmiddel
Eén verdieping lager, het domein van het stafbureau Marketing & Communicatie, klinkt door de afvoerbuizen een aanhoudend geruis van water, alsof er ergens een kraan loopt. Op de leestafel ligt de krant van 16 maart met op de voorpagina de kop: Sociale Leven Platgelegd.
Dat kun je wel zeggen. Het is de ochtend van 2 april, in het gebouw dat bij de Van OlstToren hoort, zijn nog geen honderd man aanwezig. Dat is best veel, vergeleken met de voorgaande dagen.
Vandaag mogen werknemers de spullen ophalen die ze vergeten hebben. Van negen tot één uur is het gebouw open. Het gaat streng gereguleerd. Slechts één deur is van het slot, daarachter een tafel met twee flessen ontsmettingsmiddel. Jan ten Brinke ziet erop toe dat de bezoekers hun handen reinigen.
Hilda Dijkstra turft het aantal aanwezigen.
Wat heb je vergeten?
‘Dat weet ik juist niet meer’
Verderop, in het F-gedeelte waar zich de enige niet gesloten uitgang bevindt, houden andere medewerkers van het Facilitair Bedrijf nauwgezet bij wie het pand verlaat.
De verdiepingen 7, 6, 5, 4 en 3 zijn totaal verlaten. Geen kip te zien. Toch brandt er licht in sommige ruimtes, waarom is onduidelijk.
Op de tweede verdieping eindelijk een teken van leven. Docente Doreen van Wieren pikt wat boeken op die ze voor blok 4 nodig heeft.
‘Best griezelig’, huivert ze, ‘zo’n groot leeg gebouw. Ik vind ’t maar niks.’
Even verderop heeft collega Jille de Boer andere zorgen.
‘Volgende week moeten we beginnen met tentamens-op-afstand, maar ik weet nog steeds niet precies hoe ik dat moet doen.’
De Boer is zo vaak als hij kan op Zernike.
‘In de Van DoorenVeste heb je goede faciliteiten voor het opnemen van hoorcolleges. Daarom ben ik ook hier, ik mis de pointer tijdens de colleges en een paar stiften komen ook van pas.’
Buiten, op ruime afstand, schuifelt een docent voorbij op weg naar de ingang.
Wat hebt u vergeten?
‘Dat weet ik juist niet meer. Misschien schiet het me te binnen wanneer ik straks op m’n kamer ben.’
Op de parkeerplaats is het drukker dan binnen.
‘Het liefst nam ik m’n statafel ook nog mee’
Docent Theo Bos laadt een bureaustoel in z’n auto. Een beeldscherm staat ingeklemd tussen de stoel van de bestuurder en de achterbank.
‘Nu ik hier toch ben’, zegt hij, ‘neem ik die stoel ook maar mee. Het grote scherm heb ik echt nodig, ik kreeg pijn in m’n rug van dat turen.’
De dames van de International Service Desk houden een wandelend overleg op anderhalve meter van elkaar.
‘Geen zorgen over buitenlandse studenten!’, roept Corine Venema net iets harder dan het lawaai van de werklieden die aan de weg werken.
‘Nee, de meesten wonen in student houses, ze vermaken zich wel.’
Rudy Sijbring heeft al flink wat werkspullen naar huis gesleept.
‘Het liefst nam ik ook nog m’n statafel mee. Een uur achter elkaar zitten is helemaal niet goed voor me.’
Jolanda Timmer heeft haar bloedjes van plantjes gered.
‘Ze leven nog. Maar je weet maar nooit. Nee, die gaan mee.’
Timmer geeft communicatie bij Rechten.
‘Vaardigheden leer je het best van dichtbij. Mijn studenten moeten oefenen met teksten schrijven. Ik kan feedback geven via de mail, maar dat kost gigantisch veel tijd en is een stuk onpersoonlijker. Dat maakt dit onderwijs veel minder effectief. Maar we houden de moed erin en we houden contact. Via Houseparty kan ik een hele werkgroep samenbrengen. Acht studenten tegelijk op het scherm, dat is heerlijk om mee te maken. Zó blij als ze elkaar zien, jongen.’