Ga naar de inhoud

Verenigingsmeisjes

Op een stoeltje van derderangs plastic wacht ik tot mijn bestelling klaar is. Voor me op tafel ligt kwaliteitsliteratuur die het wachten wat aangenamer moet maken. Geen van de andere wachtenden lijkt er ook maar enigszins geïnteresseerd in te zijn, ze vegen verveeld over hun mobiel heen. Ik kies het schoonste Dagblad van het Noorden en begin aan een semi-gemeende leessessie.

‘Ewen znel wat halen, ik heb echt zupewrhongewr’

Terwijl ik het lokale nieuws tot me neem, hoor ik de deur opengaan.
‘Ewen znel wat halen. Ik heb echt zupewrhongewr.’
Het volume vertelt al genoeg, maar de raspklanken zeggen nog meer. Even waan ik me een gelukkig man: Tom Waits in een snackbar in Groningen! Ik kijk op van het Dagblad en zie dat ik er nauwelijks verder vandaan had kunnen zitten. Twee meiden van rond de twintig, ze lijken op het archetype van het studentikoze verenigingsmeisje. De één is blond, de ander een brunette. Hun kapsel is ongeveer hetzelfde, in de knot met daaronderuit springend haar (waarschijnlijk sla ik hier coiffeuristiek de plank volledig mis, maar ik ben dan ook een man).
Maar die stem. De brunette trekt haar neus op en kijkt haar vriendin verwijtend aan.

Doen ze op de vereniging oefeningen waardoor ze standaard harder gaan praten?

‘Schiet wel op. Ik wind het hiewr altijd zzóó naawr wruiken.’
Het is dat ik kan beredeneren dat ze met z’n tweeën zijn, anders had ik het verschil niet kunnen horen. Het enige verschil tussen de twee stemmen is een minieme variatie in toonhoogte. Voor de rest hebben ze dezelfde intonatie, dezelfde schraperigheid en hetzelfde hoge volume. Krijgen ze op de vereniging een collectieve les over hoe je moet praten? Doen ze oefeningen waardoor ze standaard harder gaan praten? Schreeuwen ze met z’n allen in een kussen om hun stembanden te voorzien van rauwheid? Het moet haast wel. Het is een cultuur die ik nooit zal begrijpen.
Abrupt word ik uit mijn overpeinzingen gerukt.
‘Een patatje oorlog en een bamischijf.’
Gretig sta ik op. De twee verenigingsmeisjes gaan aan de tafel zitten, waar ik enkele seconden geleden zat. Ze zijn niet geïnteresseerd in het Dagblad.
‘Djiezuz, wat een grafztoelen zijn dit, niet normaal, man’, zegt één van hen.