Verzameldrang & weggooifobie
Het atelier van een kunstenaar is voor velen vaak een synoniem voor chaos. Overal verf, tijdschriften, krantenartikelen, gereedschap en lege drankflessen. Een gegrond vooroordeel met uitzonderingen die de regel bevestigen.
Hoe gooi je iets weg als het een unieke vorm, kleur of textuur heeft? Dat er ergens een idee bestaat van: ooit, ooit, als ik bedenk waarom dit me aanspreekt, maak ik er misschien wel een keer iets mee. Hetgeen resulteert in een voor een buitenstaander onooglijke chaos. Ach nee, bullshit, volgens mij heeft de gemiddelde kunstenaar zelf best wel door dat het een puinhoop is en dat hij of zij er niks in kan terugvinden.
Deze verzameldrang en weggooifobie zouden zomaar hun oorsprong kunnen vinden in materiaalonderzoek. Wat inhoudt: wat kan welk materiaal? Waarom? Wat straalt het uit? Onder toejuichingen van docenten leggen veel Minerva-studenten (ongeorganiseerde) archieven aan van verschillende materialen. Begrijp me niet verkeerd, de waarde van zo’n onderzoek is enorm! Maar een klein bijgevolgje is dus die rotzooi.
Stel je nu eens voor dat je schoonmaker op Minerva bent. Is die tomaat op die tafel studiemateriaal of een vergeten lunch? Duiden die condooms op een gezellige vrijdagmiddag of op materiaalonderzoek? En wat moet je ermee als de gehele hal volstaat met gevulde plastic bekertjes? Over het omgedraaide urinoir van Marcel Duchamp zijn duizenden filosofieën, dus moet je nu dat koffiekopje nu wel of niet weggooien?
Het grote verschil tussen Minerva en een willekeurig atelier zit hem in de schoonmakers. Een kleine ode aan hen die hun hoofd koel houden, tijd hebben voor een praatje en hun weg weten te banen door het grijze gebied tussen afval en kunst. Op één of andere manier lukt het ze en is de academie niet het equivalent van een vuilstort. Soms is een verdwaalde tampon gewoon een verdwaalde tampon.
Marie van Linschoten is tweedejaars Theatervormgeving en schrijft wekelijks een column over kunstacademie Minerva.