Ga naar de inhoud
eerstejaarsuitval

Wat is dat nou eigenlijk, die eerstejaarsuitval?

Één op de drie eerstejaars op de Hanze haalt het eind van het studiejaar niet! Alarm! Maar die hoge eerstejaarsuitval klinkt dramatischer dan-ie is.

De uitval van eerstejaars was op de Hanze nooit hoger dan in het studiejaar 2022-’23. Als we de coronajaren buiten beschouwing laten zien we, net als op alle hogescholen, door de jaren heen een gestage stijging van het aantal uitvallers. Om een beeld te geven: in 2022-23 viel 34,5 procent van de eerstejaars uit, in 2018-19 was dat 33,9 procent.
Is dat erg? Ja, niemand is blij met afhakers, ook en vooral de uitvallers zelf niet. Daarom is het ook prima dat de Hanze probeert om het aantal uitvallers terug te dringen.
Een goede analyse is een voorwaarde voor een juiste aanpak. Wat daarbij van pas kan komen is het besef dat er drie soorten uitval zijn, drie types die je maar beter goed uit elkaar kunt houden.

Voor alle drie soorten uitval is 1 oktober cruciaal: de teldatum!

Alle drie types uitval gebruiken de teldatum van 1 oktober. Op 1 oktober stelt het ministerie van Onderwijs officieel vast waar alle studenten staan ingeschreven. Hiermee wordt dus ook duidelijk wie de eerstejaars zijn (de telling is heel precies: op naam en nummer). Precies een jaar later, weer op 1 oktober, is te zien waar die eerstejaars zijn gebleven.
Zitten ze niet in het tweede jaar van dezelfde opleiding als waaraan ze een jaar eerder begonnen, dan zijn ze uitgevallen. Dit is de eerste vorm van uitval: opleidingsuitval. Het percentage dat daarbij hoort, ligt landelijk, net als op de Hanze, rond de 35.

De tweede vorm van uitval zien we op instellingsniveau. Het komt namelijk voor dat de eerstejaars zijn opleiding verlaat en op 1 oktober van het jaar erop staat ingeschreven bij een andere opleiding aan dezelfde instelling. Zulke uitvallers zijn dus niet verloren voor hun hogeschool, ze beginnen gewoon aan iets nieuws. Voor de opleiding zijn ze uitvallers, maar voor de hogeschool niet. Daarom is de instellingsuitval altijd lager dan de uitval op de opleiding. Gemiddeld bedraagt de instellingsuitval zo tussen de 20 en 25 procent.

Het is makkelijker te onthouden als je kijkt naar wie er blijft

De laatste en laagste uitval is die op het niveau van het gehele hoger onderwijs. Hier telt men alle eerstejaars die een jaar na hun entree in het hoger onderwijs nog steeds ergens in het hoger onderwijs staan ingeschreven. Een leuk detail: sommige studenten beginnen ná een succesvol eerste jaar op het hbo aan een studie aan een universiteit. Prima, maar hun hogeschool moet ze volgens de officiële definitie uitvaller noemen. De hoger-onderwijsuitval, waarmee de Vereniging Hogescholen rekent, is het laagst: zo rond de 10, 15 procent.

Lastig, misschien is het makkelijker te onthouden als je het omdraait.
Na het eerste jaar is tussen de 75 en 80 procent van de eerstejaars nog verbonden aan dezelfde instelling en tussen 65 en 70 procent volgt ook nog de opleiding waarmee ze begonnen. Zo’n 10 tot 15 procent is na één jaar helemaal gestopt met hoger onderwijs.
Eén op de zeven eerstejaars valt echt uit. Dat klinkt toch iets beter dan ‘één op de drie eerstejaars haalt het eind van het studiejaar niet!’

Foto (fragment): Ed Leszczynskl