Lekker shoppen.

Op een regenachtige, koude middag loop ik de stad in. Bij mij werkt het zo: ik heb genoeg kleding, maar van de ene op de andere dag vind ik niks meer leuk staan. Ik heb er een haat-liefdeverhouding mee. De liefde is deze middag ver te zoeken.
De eerste winkel die ik inga is chique. Het ruikt er naar parfum. De verkoopmedewerkster zegt gedag en ik zeg hoi terug. De regendruppels vallen van mijn paraplu op de grond, ik zie dat de verkoopster zich eraan stoort.

De verlichting in het pashokje is, zoals in elk pashokje, beroerd

Bij het zien van de prijskaartjes heb ik spijt dat ik de winkel in ben gegaan. Toch wurm ik mezelf met een opgelaten gevoel in het pashokje, in de hoop dat het vanwege die hoge prijs extra lekker zit. In de spiegel zie ik dat mijn haar warrig zit en dat mijn make-up een beetje is uitgelopen. mijn paraplu zorgt voor een plasje regenwater in de hoek van het pashokje.
De verlichting in het pashokje is, zoals in elk pashokje, beroerd. Het witte licht van boven benadrukt elke centimeter en de spiegel maakt me groter en breder. De kleding zit best fijn. De verkoopster trekt het doek voor mijn pashokje opzij.
‘En?’
Het liefst zou ik haar aanspreken op de felle tl-verlichting die mijn lichaam laat lijken op een hobbelig gebergte, maar in de wetenschap dat zij er niks aan kan doen en dat de eigenaar van winkel wel een man moet zijn, laat ik dat achterwege. In plaats daarvan zeg ik dat ik er nog even over nadenk.
Ik bedank haar voor de hulp en loop samen met mijn druipende paraplu en een dosis ongemak de winkel uit. De ogen van de verkoopster prikken in mijn rug. De martelgang is begonnen, met een hoop ongevraagde, goedbedoelde adviezen in het vooruitzicht.