Aardbevingen, jongeren kunnen er echt flink last van hebben

Romee en Rowin weten wat wonen in het aardbevingsgebied is. In Appingedam achterhaalden ze hoe jongeren omgaan met de schade en de stress.

De projectgroep van Rowin (19) en Romee (18) doet in de Innovatiewerkplaats Appingedam onderzoek naar de immateriële-schadevergoeding voor jongeren in het aardbevingsgebied. De twee studenten HBO-Rechten kozen deze opdracht omdat ze de problematiek van dichtbij kennen. ‘De opdracht sprak me aan omdat mijn stiefmoeder de Aardbevings Academie leidt. We hebben het er thuis vaak over’, zegt Romee. Rowin heeft jarenlang te maken gehad met een zogeheten sloop-nieuwbouwproject. ‘Van mijn elfde tot mijn achttiende. Uiteindelijk heb ik 5000 euro schadevergoeding ontvangen. Heel cliché om te zeggen: het geld is leuk meegenomen, maar het maakt natuurlijk niks goed.’

Het onderzoek dat de Hanze onlangs deed voor het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) wijst uit dat de aardbevingsproblematiek het leven van veel jongeren ontwricht. Daarom kunnen jongeren tussen de twaalf en zeventien jaar sinds oktober een immateriële-schadevergoeding krijgen. ‘De ouders of verzorgers van de jongeren moeten de aanvraag doen, omdat het om minderjarigen gaat’, zegt Rowin. ‘Ja, de kinderen hebben helemaal geen inbreng,’ voegt Romee eraan toe. ‘Het komt voor dat een kind zich rot voelt over de situatie, maar niet gecompenseerd wordt.’

Wat onderzoeken ze precies?

‘Dit is best lastig en het ligt ingewikkeld’, legt Romee uit. De projectgroep onderzoekt wat voor belemmeringen en knelpunten er in het aanvraagproces zitten. ‘Wij hebben gekeken naar de wet- en regelgeving voor immateriële-schadevergoeding en minderjarigen. Hoe ze bij de aanvraag terechtkomen en hoe gemakkelijk is het om de vergoeding aan te vragen’, vertelt Romee. Daarvoor hebben ze met verschillende betrokken organisaties gesproken. ‘Met het IMG, het lectoraat van Susan Ketner en met de Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst’, zegt Rowin, ‘En we hebben enquêtes met jongeren afgenomen op een school in Appingedam.’

Belemmering jongeren

Het liefst waren ze in gesprek gegaan met de jongeren, maar dat bleek onmogelijk. ‘Het was echt te lastig om de jongeren te spreken’, zegt Romee. ‘Scholen mogen geen persoonsgegevens delen’, legt Rowin uit. ‘En je kunt wel van deur tot deur met ze in gesprek gaan, maar dat schiet ook niet op. Als je in een centrum staat, willen mensen ook niet snel met je praten.’
Dit zijn obstakels waarvan andere organisaties volgens Romee en Rowin ook hinder ondervinden. ‘Het is lastig voor jongeren om goede en duidelijke hulp te krijgen. Er is best een groot aanbod op internet, maar de samenhang ontbreekt’, verklaart Romee.

Stress op de thuissituatie

De projectgroep heeft de jongeren wel via de enquête kunnen vragen naar de mate van stress die ze ervaren. Rowin heeft daar zelf trouwens ook ervaring mee. ‘Als kind merk je wel dat de bevingen invloed op de thuissituatie hebben. Voor mijn vader was het best veel gezeur naast zijn fulltimebaan en dat bracht veel stress met zich mee.’ Extra stressvol is de onzekerheid die de hele situatie met zich meebrengt. Rowin: ‘Ik weet nog dat er veel gedoe was over of ons huis plat zou gaan of niet. Er moesten veel onderzoeken worden uitgevoerd. Het ene jaar zou het huis moeten worden gesloopt, het andere jaar weer niet, omdat de wetten en regels weer veranderden. Dan moeten ook nog alle bewoners van een rijtje huizen het eens worden voordat je kunt beginnen. Kies maar eens met vijf buurtgenoten een aannemer.’

Uit de enquête van de projectgroep bleek dat de mate van stress heel erg verschilde per leerling. ‘Een kwart van de jongeren had er helemaal geen last van. De rest was verdeeld: van weinig tot heel veel last’, zegt Romee.

‘Ik zie er zelf wel de voordelen van in’

Voor het onderzoek spraken Romee en Rowin lector Susan Ketner, één van uitvoerders van het Hanze-onderzoek. Ketner stelt dat de mate waarin jongeren stress ervaren afhankelijk is van hun omstandigheden, hun veerkracht en de omgeving. Rowin herkent dit, al ondervindt hij zelf géén lange-termijnproblemen. ‘Het ligt eraan hoe je bent. Ik ben iemand die zich niet snel zorgen maakt, dus ik heb er niet veel last van. Ik zie er zelfs wel de voordelen van in, want we wonen nog op dezelfde plek én we hebben een nieuw huis.’

Wat hebben ze ervan opgestoken?

Rowin en Romee wisten al veel van het onderwerp. Toch heeft het onderzoek ze meer inzicht in de problemen gegeven. ‘Ik was er eerst niet zo mee bezig’, zegt Romee. ‘Nu weet ik hoe ingewikkeld de aardbevingsproblematiek eigenlijk is, hoeveel factoren er allemaal meespelen. Op het nieuws hoor je veel over de mentale problemen die jongeren erdoor krijgen. Door dit onderzoek zie ik pas hoe groot het probleem is.’ Rowin sluit zich erbij aan. ‘Het is leerzaam om te zien hoezeer aardbevingen hier spelen en dat we er nog lang niet klaar mee zijn. Als het huis waarin je woont platgaat, denk je dat de mensen van wie het huis mag blijven staan, géén stress ervaren, maar dat is niet zo. Ook zij hebben er last van.’

Foto: Innovatiewerkplaats Appingedam, met rechts Romee en naast haar Rowin