Bij de Les: Gezondheidsrecht
Op de eerste echte zomerse dag van 2018 moeten eerstejaars Verpleegkunde kiezen tussen de zon en Amelia Kloppenberg. Maar zo groot is het verschil tussen die twee nu ook weer niet.
‘Alarm. De burgemeester heeft een hartaanval gehad en jij hebt ambulancedienst. Maar pfff, de goede man ligt op zolder. Je rent de trappen op en ziet allemaal kamertjes die je bekend voorkomen. Vanne… nou ja, die film Fifty Nogwat.’ (gniffel, gnaffel, gnuifje in zaal B1.57) ‘Wat doen we… Iemand? Nee, Britt dat ga je dus níet aan Sanne vertellen.’ (zucht van teleurstelling).
Zo’n honderd eerstejaars Verpleegkunde hangen aan de lippen van Amelia Kloppenberg. Het hadden er drie keer zoveel kunnen zijn, maar het is lang geleden dat je je in Groningen hebt kunnen laten kietelen door een vriendelijk lentezonnetje. En dan ook nog half drie in de middag. Bovendien, mevrouw Kloppenberg neemt toch alles op.
‘Oeps, vergeten, de kijkers thuis.’
De docente Gezondheidsrecht snelt naar het instrumentarium, rommelt wat met elektra totdat er een brede lach op haar gezicht verschijnt.
‘Hallo, kijkers thuis, wij zijn alvast begonnen, maar schuif gezellig aan.’
De patiënt beslist. Hij mag zelf bepalen of hij zich laat behandelen
In de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO) staan de rechten en plichten van zorgcliënten. Belangrijk, opletten allemaal, kernbegrip: informed consent.
‘Wie kan me vertellen wat dat betekent?’
Nul ja, honderd nee, niemand dus.
‘Maar wat herken je in die woorden?’
‘Informatie?’, klinkt het timide op rij vier.
‘Ja, de zorgverlener moet de cliënt informeren. Dat is een plicht. De cliënt heeft het recht om te weten welke behandeling hij kan krijgen en welke alternatieven er zijn, want de cliënt moet toestemming geven. Consent betekent toestemming.’
Eén alternatief is er altijd: niet behandelen.
‘De patiënt beslist. Hij mag zelf bepalen of hij zich laat behandelen. Hij moet wel wilsbekwaam zijn, wat is dat…’ (stilte… murmel… ge-uh…)
‘Wacht, ik maak het makkelijker: wat is wilsónbekwaam?’
‘Dat je ziek bent in je hoofd.’
‘Depressief.’
‘Dementie.’
‘Mwah… wanneer de patiënt niet in staat is om de informatie over de behandeling te begrijpen en de gevolgen niet kan overzien, kortom: niet in staat is om een besluit te nemen.’
En dan moet iemand de patiënt vertegenwoordigen. Hoewel, in betere tijden kan de patiënt een schriftelijke wilsverklaring hebben opgesteld.
Een elfjarige mag misschien een Donald Duck kopen, maar geen huis of auto
‘Stel dat een patiënt schriftelijk heeft vastgelegd dat hij naar de intensive care wil worden gebracht wanneer hij instort? Moet een zorgverlener dat dan doen?’
‘Sowieso niet als de IC bezet is’, zegt een jongen.
‘Nou’, zegt Kloppenberg, ‘je moet het in principe wél doen, maar alleen als het een medisch zinvolle handeling is. In dit voorbeeld is niet duidelijk of daar sprake van is.’
Tot hun twaalfde verjaardag mogen kinderen niet zelf beslissen over een medische behandeling. Die taak rust op hun ouders’ schouders. Logisch, vindt Kloppenberg. ‘Een elfjarige mag misschien een Donald Duck kopen, maar geen huis of auto.’
Van hun twaalfde tot hun zestiende geldt de regel ‘informatie en dubbele toestemming’.
‘Wat is dat… Niemand? Heeft iemand hier het boek gelezen? Ik geloof het niet, hè? Het is simpel, in die periode beslissen ouders en kind samen.’
Dat is inderdaad simpel, maar toch ook weer niet. Want wat doe je als een vijftienjarige een abortus wil en haar ouders niet?
‘Dan kun je de ouders tijdelijk onbekwaam achten’, oppert een meisje op rij twee.
Stel dat dat meisje helemaal niet wil dat haar ouders te weten komen dat ze seks heeft gehad
‘Bijna goed. Als een kind onder de twaalf jaar is, kunnen de ouders uit de ouderlijke macht worden gezet. Maar een vijftienjarige heeft wél iets te zeggen over haar behandeling, hè? Emma, Julie en Merel! Want stel dat dat meisje helemaal niet wil dat haar ouders te weten komen dat ze seks heeft gehad. Omdat ze bang is voor geweld, verstoting, eerwraak, noem maar op. Moet de zorgverlener dan toch de ouders informeren en om toestemming vragen?’
Nee, vindt de zaal en de wet staat aan hun kant. ‘Maar denk er niet te licht over. De zorgverlener moet overleggen met collega’s en z’n afwegingen op papier zetten. Hij moet de beslissing zo nodig voor een rechter kunnen verantwoorden.’
Een zorgverlener moet, juridisch gezien, op eieren lopen. Hij heeft een beroepsgeheim, dus hij houdt z’n mond, ook tegen de politie. ‘Over medische zaken én over niet-medische zaken. Als een patiënt vertelt dat hij een moord heeft gepleegd, mag je daar níets over zeggen. Maar als hij laat merken dat hij van plan is om een moord te plegen, moet je wél naar de politie. Als er mensenlevens op het spel staan, heeft de zorgverlener zelfs een spreekplicht. Maar pas op, ook dan mag je niet zeggen voor welke aandoening de patiënt op het spreekuur kwam. Is dat helder?’
‘GLASHELDER’, zegt een jongen achter in de zaal.
‘Mooi, als één van jullie er niet uitkomt, meld je bij hem, dan legt hij het even uit. Tot volgende week.’
Foto: Luuk Steemers