Ga naar de inhoud

Bunny’s schuren, leg dat maar eens uit

Afgelopen weekend stond ik met een Amerikaanse militair en een bankemployee gezellig te keuvelen in Falafel City.
Ja, dit is echt waar: de grootste boefjes van de westerse wereld in het hol van de leeuw.
Op bezoek bij vrienden vierden we het weekend na een lange, zware, eerste week college. Deze vrij recente traditie houdt in dat we gedurende twee dagen vooral niet letten op de centen en de hoeveelheden alcohol: nunc est bibendum.
Na een aantal beleefdheden over en weer (I really think Donald Trump can make America a better place vs New York City is the cultural capital of the world) kwam de vraag boven hoe onze typical Dutch night eruit had gezien.

Op hun krappe navelshirts staan filosofische teksten als what are you looking at?

Bij het horen van die vraag ontstond er in mij een tweestrijd tussen eerlijkheid en nationale eer. Een tweestrijd die me tot op het bot verdeelde.
Moest ik ze inwijden in de aard en betekenis van de rave cave waarin we aan het begin van de avond waren beland? Waar trainingspakjes waren voorbijgeschoten terwijl eentonig gejank de meute in beweging had gehouden. We waren namelijk, ik beken het, in het walhalla van de technomeisjes geweest. Wat dat zijn? Moest ik ze dat vertellen?
Technomeisjes zijn als onze eigen playboybunny’s: meisjes met platte powerfoodbuiken, opgestoken haar en een shirtje dat gemiddeld ongeveer twintig centimeter buik blootgeeft. En ze hebben altijd, ik bedoel ALTIJD, prachtige ogen, met pupillen ter grootte van pingpongballen. Hun borsten verhullen ze vaak onder die krappe shirtjes, waarop filosofische quotes staan, zoals What are you looking at? Waarbij de gemiddelde man vaak moet denken aan de M&M’tjes die de meisjes gedurende de avond naar binnen tikken. Daarnaast stralen technomeisjes zoveel liefde en warmte uit dat het zweet er aan alle kanten uit komt, iets wat zorgt voor een fijn plasje in de navel, maar dit terzijde.

Hoe leg je in Lil’ Kleine in godsnaam uit in het Engels?

Zoals zo vaak op dit soort avonden hadden we de gifbeker tot op de bodem leeggedronken. Iets wat pijnlijk duidelijk was geworden in de volgende tent die we hadden bezocht omdat daar het nationale GNHTF (Grote Nederlandse Huigje Tik Festijn) bezig was geweest. Zelfs de portier voor de ingang had een poging gedaan om het vuur in een achttienjarig meisje te laten ontbranden. Hij had het meisje met z’n Lil’ Kleine heldhaftig geschuurd, onder de bezielende klanken van Kapitein van Acda en De Munnik.

Ik zette de gebeurtenissen op een rijtje en vroeg me af wat ik los zou maken als ik dit zou vertellen. Hoe ik zou vertellen over een tent waar je alleen maar naar achterhoofden kijkt als je binnenkomt, waar liefde tussen dertigjarige bewakers en meisjes van nog geen duizend weken doodgewoon is en bovenal: hoe ik in godsnaam Lil’ Kleine moet uitleggen in het Engels. Is tautologie in het Engels tautology?
Na de split second waarin dit door mijn hoofd schoot besloot ik te antwoorden met:
‘Yes of course! First we drank a lot of Heineken’s and after that we smoked some weed. So now we have the munchies, that’s why we are here.’
‘Ah, great! I really love the typical Dutch culture, you people are so down to earth! And also the food is fantastic, especially the Kapsalon, it tastes amazing!’

Sommige dingen kunnen gewoon beter zo blijven.