Buurman en Buurman.

‘Dag buurman, lekker zonnetje, hè?’
De man kijkt glimlachend omhoog. In zijn ene hand een jointje, de andere hand in zijn broek. Zijn was wappert aan de lijn.
Het antwoord is een vriendelijke glimlach.
‘Ik kom net terug van het ziekenhuis, het is niet best met de enkel. Bij het diaconessen konden ze er niet veel mee, dus nu ben ik bij het AZU langs geweest.’
Hij vertelt het alsof de spinazie bij de supermarkt uitverkocht was en hij toen maar een deurtje verder is gegaan.
Het gesprek is eenzijdig.
Pijnlijk.
Ik heb het met hem te doen. Het is een beetje als een kind dat op het schoolplein zijn stoutste schoenen aantrekt: hij probeert vrienden te maken, maar de rangen van het hechte groepje blijven gesloten. Naar.

Het is een pijnlijke date, de één harkt het eten naar binnen en de ander kijkt wanhopig naar de klok

‘Ja, ik heb nu ook een hele rits medicatie gekregen, allemaal slecht spul.’
‘Och jeetje’, klinkt het.
‘Weet alleen niet of ik het ga nemen, kijk, dit is ook slecht’, hij houdt het jointje omhoog, ‘maar wel lekker, haha!’
Een minzaam knikje van boven. Stiekem denk ik: laten we die man dát ook niet nog eens afnemen.
Een ruk van de wind waait bijna de roze handdoek van de lijn.
Het gesprek klaart op.
‘Jammer van de temperatuur, maar goed, april doet wat die wil, hè?’
‘En maart roert zijn staart.’
Boven wederom een glimlach en een slok koffie. Je krijgt langzaam het gevoel in een hele pijnlijke date te zijn beland, zo één waarbij de een het eten gulzig naar binnen werkt terwijl de ander wanhopig naar de klok kijkt om zo snel mogelijk weg te kunnen.
De handdoek valt van de lijn.
De man vuurt z’n stickie nog eens aan, slikt de rook binnen en blaast de damp met open mond uit.
‘Ach ja, je kunt er altijd wel wat van maken, daarvoor ben je niet afhankelijk van het weer, natuurlijk.’