Doe eens origineel: ga backpacken
‘Het was een mooie breuk’, zegt het meisje en neemt nog een slok van haar biertje.
‘Het maakte natuurlijk ook het één en ander makkelijker, om hierheen te gaan en zo, weet je wel?’
Hier is Vietnam, Noord-Vietnam, in een hostel. Ze glimlacht.
‘Ik neem het niemand kwalijk, alleen ik moest en zou gewoon de wereld zien, zo’n baantje en rela houden me gewoon tegen.’
Ze is gevlucht, zegt ze. Gevlucht voor haar huidige wereldje, huidige bestaan, toekomst. Er komt nog een rondje.
‘Moet jij ook?’
Zonder mijn antwoord af te wachten, bestelt ze twee Hanoi-bier.
Het was hen opgevallen hoe klein de wereld is en hoe groot Vietnam
‘Kijk, hier is het gewoon zo bijzonder, kijk om je heen, de mensen zijn superchill, het eten superlekker en het weer fantastisch!’
Ik knik en vraag of ze Vondel kent. Voordat ze antwoord kan geven, komen er twee andere Nederlanders bij ons komen zitten.
Een spervuur van vragen. Hoe het gaat, waar we vandaan komen, of we samen reizen, hoe toevallig het is om Nederlanders te ontmoeten (het was hen op de vorige vier plaatsen ook toevallig overkomen), hoe klein de wereld is, hoe groot Vietnam, hoe mooi het is, hoe bijzonder het land is, hoe goedkoop het is, wat voor studie doen we, werken we, wat willen we doen, zijn we lid, hebben we een rela, heb ik dan een rela, heeft zij dan een rela, waar gaan we hierna heen, hebben we al frikandellen gegeten bij die Nederlander om de hoek?
In het hostel mag niet gerookt worden, omdat backpackers daar last van hebben
Ik voel me genoodzaakt het we te onderbreken, naast het ongemakkelijkheidsgehalte wordt het steeds duidelijker dat er een beeld wordt gecreëerd dat totaal niet gecreëerd moet worden.
‘Zullen we even naar buiten?’
Hier mag niet gerookt worden.
‘Serieus niet? Overal in Vietnam mag gerookt worden en dan hier niet?’
‘Vanwege de vele backpackers die hier zitten, die hebben er dan last van.’
Eenmaal buiten komt de sfeer er goed in (‘Jo Peter Wok, nog een meter bier’). De tent heeft kaarten en dobbelstenen. Ze bestellen geen bier, maar pakken het zelf. Met ieder biertje zuigen ze de tabak sneller naar binnen. Met een hap rook nog in de mond nemen ze een volgende hijs. De gesprekken worden korter, de onderwerpen banaler, de grappen racistischer en de gezichten lelijker.
Het meisje kijkt mijn kant op, een beetje mistig.
‘Dat is het misschien wel. Het is een mooie breuk met thuis. Hier kun je gewoon echt jezelf zijn.’
‘Inderdaad’, zeg ik, ‘een mooie breuk.’
‘Maar wie is Vondel?’