Gewoon, voor de zekerheid
In december was ik in Berlijn. Bier, braadworsten, kebab, techno en flauwe Duitse moppen (wat is het verschil tussen een Duitser en een homo?), maar ook een bezoek aan het Joods museum. Bij de ingang bleek dat het pijnlijke verleden hier nog helemaal geen verleden was: detectiepoortjes, screeningsapparatuur en een grondige fouillering. Aan alles was te merken dat de beveiliging een serieuze aangelegenheid was. Maar ze waren wel aardig: ‘Gewoon, voor de zekerheid’, zeiden ze.
Afgelopen week stond ik op vliegveld Eindhoven, want dat is één manier om naar Cambridge af te reizen (in een roeiboot kan ook, maar daar heb je acht beresterke kerels voor nodig). Een mooie medewerkster met hagelwitte tanden en een fraai stewardesserokje wenste me een fijne reis en liet mij door naar de securitycontrole.
De rijkbesnorde man met de bril keek me streng aan.
‘Hallo’, zei ik, glimlachend.
Geen respons. Z’n knikje maakte me duidelijk dat ik moest doorlopen en m’n koffer op de band moest leggen. Ik liep door het detectiepoortje toen de brilsnor me staande hield.
‘Mag ik u fouilleren?’
Aan dit soort retorische formaliteiten, heb ik echt een hekel.
Nadat ik de fouillering had doorstaan zonder dat de menselijke speurhond de vier aardappelschil-mesjes in mijn schoen had ontdekt, mocht ik naar de paspoortcontrole
Natuurlijk mag je dat, domme lul, of dacht je dat ik het gewoon fijn vind om door detectiepoortjes te lopen? Routinematig werkte hij de fouillering af, hetgeen problematisch is als je de veiligheid moet garanderen: routinematig wordt plichtmatig en plichtmatig wordt vervelend.
Nadat ik de fouillering had doorstaan zonder dat de menselijke speurhond de vier aardappelschilmesjes in mijn schoen had ontdekt, mocht ik naar de paspoortcontrole. De vliegmaatschappij gaf me in de wachtrij ruim de tijd om te observeren hoe het klootjesvolk nog snel taxfreesloffen sigaretten in z’n koffer propte.
Twee strenge mannen stonden in een hokje de paspoorten te controleren. Mijn glimlach mocht weer niet baten: op de één of andere manier hechten controlemannetjes aan strenge gezichten, tenslotte weten ze nooit of Henny met de bloemetjesjurk en gouden naamketting een zelf in elkaar geknutselde bom van huishoudmiddelen heeft gefabrutseld om een aanslag in Engeland te plegen vanwege de daar gangbare verdomd hoge tabaksprijzen.
Ik snap best dat de regels tegenwoordig strenger zijn vanwege de onrust in de wereld. Maar sociaal gedrag is gratis en werkt wederkerig. Dat is tenslotte de ironie van onze autoriteiten: politie-agenten die moskeeën in de fik willen steken, maar ondertussen zeuren dat ze niet gewaardeerd worden (corpsbal Van der Steur doet er goed aan om niet toe te geven!).
De controle-freak monsterde mij streng, keek in mijn paspoort, naar het computerscherm en weer naar mij. Een frons trok een diepe groef in zijn voorhoofd, hij keek nog eens goed. Het psychologische spelletje begon mij op de zenuwen te werken. Bij een paspoortcontrole is de douane enkele seconden God. De douanier is even keizer Nero, duimpje op of duimpje neer, de laatste persoon die jou kan verhinderen het vliegtuig te betreden, het land te ontvluchten, weg te gaan om nooit meer terug te komen en een nieuw leven te beginnen onder de Zuid-Amerikaanse zon. Aan de blik in zijn ogen kon ik zien dat hij van plan was om deze seconden van absolute macht genotzuchtig tot het uiterste op te rekken. Uiteindelijk besliste God in zijn marechausseekloffie dat ik door mocht. Hij drukte op de magische knop.
Voordat ik hem mijn hielen liet zien, legde ik het kaartje voor het Joods museum en de aardappelschilmesjes op tafel. God keek me vreemd aan. Ik glimlachte vriendelijk en zei: ‘Gewoon, voor de zekerheid.’