Ga naar de inhoud

Ein Drogentest, jawohl!

Een aantal jaar geleden stapte ik met een aantal vrienden de auto in om in Denemarken te gaan kamperen. Ja, dit is serieus. Met een X-tal trays bier, een waterpijp en een dakkoffer vol AH Pindakaas met stukjes noot en honing zoefden we rond een uur of negen in de ochtend over de Duitse snelweg. Uit de speakers van de auto knalde Immortal Technique met het nummer Dance with the Devil, met leuke teksten.

I’m like time itself, I’m gonna kill you inevitably/
Chemically bomb you, fuck usin’ a chrome piece/
I’m illmatic, you won’t make it home like Jerome’s niece/
I’ll sever your head diagonally for thinkin’ of dissin’ me/
And then use your dead body to write my name in calligraphy

Terwijl ik luisterend naar deze poëzie rustig de krant van Wakker Nederland doornam (de enige onzetalige krant die ze damals verkochten in Duitsland) werden we al snel naar de kant gesommeerd door die Polizei. De paniek sloeg toe en we vroegen ons af waarom, of eigenlijk: WESHALB?
‘Is er iemand zo stom geweest om drugs mee te nemen?’
‘Gast, ik blow niet.’

Terwijl zijn Kollegin naar onze auto liep, onderwierp Heinrich ons aan een inquisitie

‘Heeft iemand toevallig een Gucci-petje op of iets anders Marokkanerigs?’
‘Daarvoor zullen ze ons niet aanhouden. We zijn in Duitsland, hè, niet in Nederland.’
De twee Feldwebels die ons aanhielden waren overblijfselen uit een ver Duits verleden. Ze hadden verdacht veel weg van de SD, Super Duitsers.
Een hardcore Duitser. Met een vanzelfsprekende autoriteit knikte hij naar één van ons en gebaarde: AUFMACHEN. Terwijl zijn vrouwelijke collega naar de auto toeliep, besloot Heinrich ons aan een inquisitie te onderwerpen.
Of we hadden geblowd? Of we drugs bij ons hadden? Wat we in Duitsland deden? Waar we naartoe gingen? Bij elke vraag vol vooroordelen over Nederlanders priemde hij zijn ogen naar een ander. Mijn stront was ondertussen dunner dan de arm van een anorexiapatiënt en mijn handen waren klam.
Toen één van ons stotterde dat we naar Denemarken gingen om te kamperen, schamperde de Hauptsturmführer iets onduidelijks. We wisten meteen dat we iets heel stoms hadden gedaan: van alle mogelijke antwoorden hadden wij gekozen voor de meest ongeloofwaardige, de waarheid. De blik van de Gauleiter betrok. Hij liep naar de politieauto, een oerdegelijke Volkswagen Schummel Pro, en haalde een pipet en een flesje tevoorschijn.

Dit was magisch, iets wat alleen Nederlanders kunnen voelen, winnen van de Duitsers!

Ein Drogentest. Jawohl.
We keken elkaar aan. Had één van ons geblowd de afgelopen tijd? Was iemand toevallig opgenomen geweest in het Slotervaartziekenhuis? In gedachten lag ik al in een Duitse cel met een Telegraaf voor mijn neus, een enge suïcidale gedachte sloop door mijn hoofd. Totdat we elkaar aankeken. De blik in elkaars ogen staat in mijn geheugen gegrift. Die blik sprak boekdelen, overtuiging, onverzettelijkheid. Het sprak drie woorden: WIR SCHAFFEN DAS.
En zo geschiedde. Toen we weer de auto in mochten, durfden we nog niet naar elkaar te kijken, maar we wisten het allemaal. Dit was iets magisch, iets wat alleen Nederlanders kunnen voelen, winnen van de Duitsers. Alsof we zojuist een volle fluim in Rudi Völlers haar hadden gespuugd zonder dat de scheidsrechter het zag.
Zodra we in de auto zaten bleef het een kwartier lang stil. Ice Cube hield op de achtergrond een monoloog over waarom een bitch nou eenmaal een bitch is, was, en altijd zal blijven.
‘Die politiechick, hè?’
‘Ja?’
‘Toegegeven, het was wel een lekker wijf.’
We hebben nog nooit zoveel hasj verkocht als tijdens die vakantie.