Ik zuig met autorijden
Sinds ik in Groningen studeer, heb ik een zeer moeizame relatie met fietsen gekregen. De eerste twee maanden ging het nog prima, tot op een avond in oktober. Oh, Ricardo, ik mis hem nog steeds. Hoewel hij redelijk klein was voor zijn leeftijd wist hij zich toch elke keer maar weer te bewijzen.
Ik heb me meerdere malen hardop afgevraagd waarom het mij moest overkomen. Met de uiterste zorg had ik hem achter een lieftallige, roze, vrouwengazelle geplaatst. Ik had zelfs een plastic zakje om z’n zadel gedaan, want sinds daar een scheur inzat was hij redelijk prikkelbaar, letterlijk.
Na enkele ongetwijfeld leuke uren stond ik op het punt om naar huis te gaan. Met de sleutel in mijn hand schoof ik de roze gazelle opzij, maar Ricardo was weg. Op de plek waar zijn twee ferme wielen hadden gestaan, was het leeg.
Ik kan nooit meer volledig losgaan op de trappers
Daarna is het nooit meer hetzelfde geweest. Het gevoel op de fiets is anders geworden, alsof de stalen rossen me niet meer vertrouwen. Ik kan nooit meer volledig losgaan op de trappers, zoals voorheen. Ik krijg het gevoel alsof alle fietsen in de stad een samenzwering tegen mij hebben gesloten, een straf voor datgene wat ik Ricardo heb aangedaan.
De maanden nadat ik hem verloor, heb ik een leven geleid zonder fiets. Wekenlang zocht ik naar een geschikte vervanger en na enkele maanden viel mijn oog op een exotisch Chinees model. Dat was eens en nooit weer. Met Ricardo was ik al een redelijk lengteverschil gewend, maar dit was gewoonweg een stap te ver. Met het zadel op maximale stand kwam het ongeveer tot enkele centimeters boven mijn knie. Daarnaast had de fiets een afgrijselijke kleurencombinatie van mintgroen en lichtroze, waardoor ik schrikbarend veel gelijkenis vertoonde met een clown.
Een echte, met een motor, schakelpook en andere technische dingen waarvan ik totaal geen verstand heb
Sinds kort heb ik mijn heil dan ook gezocht in een ander vervoermiddel. Daarmee heb ik een serieuze stap gezet in de richting van zelfvoorziening, aldus mijn moeder. Ik heb het over niets meer en niets minder dan over een auto. Een echte, met een motor, schakelpook en andere technische dingen waar ik als alfa totaal geen verstand van heb. Nu zou ik heel graag willen schrijven dat ik een fantastische leerling ben en het rijden een eitje is, maar helaas. Ik zuig met autorijden. Mijn rijinstructeur beschrijft mijn rijstijl als het tegenovergestelde van een vloeiende doorstroom van het verkeer, wat eigenlijk betekent dat ik rijd als een angstige bejaarde. Ik gruwel van de fietsrotonde op de Korreweg. Zover het oog reikt zie ik op die rotonde mensen: studenten, moeders met kinderwagens, bejaarden met wandelstokken, opgefokte stadjers in een Volkswagen met een sticker van NCPN op hun voorruit. Terwijl mijn hersenen al deze informatie verwerken, hoor ik mijn rijinstructeur iets zeggen over schakelen naar de tweede versnelling en dat ik het met liefde moet doen. Ik trap de koppeling in en mishandel de versnellingspook op manieren die niet te beschrijven zijn. Er klinkt een luid gekraak, de motor stottert en dan is het stil. Om mij heen is het chaos. Beduusd kijk ik mijn rijinstructeur aan. Hij schudt zijn hoofd en start zuchtend de auto weer: ‘Aron, als dit liefde is, wil ik niet weten wat jouw vriendin doorstaat.’