Kattenkwaad
Je hebt vier soorten mensen. De eerste soort zijn hondenmensen, de tweede kattenmensen. Daarnaast heb je mensen die voor asielzoekers in ons land zijn en mensen die daar tegen zijn. Maar die laatste twee zijn voor dit verhaal niet relevant (druk bezig met auto’s in de fik steken of kerstliedjes in oktober zingen voor een AZC).
Het probleem met katten- en hondenmensen is dat ze flink gepolariseerd zijn. Hond en kat zijn als water en vuur, Amerika en Rusland, Ajax en Feyenoord, Playboy en Libelle. Ik ben een hondenmens. Niet dat ik een harde plasser krijg zodra ik een kwijlende labrador voor me zie staan of dat ik de neiging krijg om ze te aaien, maar ik heb gewoon een schijthekel aan katten.
X maanden geleden had ik de tuindeur open laten staan en was gaan douchen. Toen ik mijn goddelijke lijf had gereinigd en de kamer binnenliep, stond een kleine Azraël in mijn kamer. Nu schijnen katten slim te zijn, maar van menselijke reflexen had dit beest nog nooit gehoord. Mijn schrikreactie had tot gevolg dat dit gedegenereerde achter-achterneefje van de koning der dieren z’n rug opbolde (zo’n houding waarbij je hem, als je je voet tussen zijn benen plaatst, heerlijk weg kunt schoppen), zijn staart fier in de lucht.
Zonder nadenken ergens binnensluipen, dat heeft een kat gemeen met een mannelijke student
Misschien lag het aan mij, misschien aan het verwende beest, maar hem uit de kamer krijgen was nog moeilijker dan een fatsoenlijk gesprek over vluchtelingen voeren in Steenbergen. Deze asielzoeker op vier poten weigerde pertinent m’n kamer te verlaten en besloot prinsheerlijk op mijn bed te gaan liggen. Ik hoor u denken: had dan de deur dichtgedaan. Maar daar ligt het probleem: katten horen niet overal naar binnen te gaan, maar dat is wel in de aard van het beestje geslopen. Het is de fout van alle kattenfetisjisten, die met hun stomme kattenluikjes bij buitendeuren de kat hebben aangeleerd dat het doodnormaal is om overal zomaar naar binnen te gaan zonder na te denken. In dit opzicht verschilt de kat niet zoveel van de mannelijke student, maar dat is een ander verhaal.
Nee, het is niet vreemd dat katten verwender zijn dan een achttienjarig popsterretje vol tatoeages
Het kattenluikje is een voorbeeldige uitwas van al het kattenkwaad. Want katten liggen constant in de watten, ze hebben privileges: een eigen voordeur, eten dat duurder is dan een studentendiner, een baas die ze vertroeteld als waren ze een liefdesbaby en ga zo maar door. Kattenmelk! Waarom niet meteen kaviaar en een champagnebrunch? Nee, het is niet vreemd dat katten verwender zijn dan een achttienjarig popsterretje met een arm vol tatoeages.
Waarom hoor ik nergens debatten over her en der asiel zoekende katten? Ze hangen op straat rond, pissen waar ze willen, vallen onze kinderen lastig, maken volières en achtertuinen onveilig, zaaien dood en verderf in vogelhuis en muizenhol, lopen zomaar overal naar binnen en maken misbruik van onze liefdadigheid. Krolse katten? Lawaaiige testosteronbommen!
Als het zo doorgaat komt ons stelsel van sociale zekerheid onder druk te staan vanwege alle zalmpaté. Er zijn kattenkerkhoven en kattencrematoria. In de Van Lenneplaan in Groningen zit een dierenarts waar alleen katten mogen komen, de Kattenkliniek. Dit verzin ik niet! Ik zou niet eens gek opkijken als er binnenkort een kapper voor katten opstaat: de Katsalon. Ik hoorde laatst, werkelijk waar, een stelletje discussiëren over een toilet voor de kat, omdat het arme beestje last had van plasangst. Een kat met een katheter.
Het wordt tijd voor sobere opvang van asielkatten.