Ga naar de inhoud

Kroegantropoloog

Het begon eigenlijk al met het bestellen van een spa blauw aan de bar. Terwijl ik met mijn 1.75 nauwelijks boven de hitsige menigte bij de bar uitkwam, keek de vrouw achter de bar me vies aan, met een gezicht alsof ik vroeg of ze in een glas wilde urineren. Fenomeen nummer 1 in een Groningse kroeg is tegenwoordig de nuchtere student, voor ik het wist werd ik op mijn rug getikt door een meisje van net achttien die vroeg of het wel goed met me ging.
‘Jazeker, met jou ook?’
‘Oh, ik dacht al dat het niet goed met je ging.’
Ondanks het feit dat haar antwoord totaal geen betrekking had op mijn vraag, besloot ik het spelletje mee te spelen.
‘Oh, wat dan joh?’
‘Omdat je een watertje bestelt!’
Het is de bittere realiteit van het studentenleven: zodra je afwijkt van de massa en je je niet volgiet met drank, word je gezien als een buitenstaander, een verstekeling, een vreemdeling. Lachend suggereerde ik dat onze situatie wel wat heeft van Babel, de stad waar onze lieve heer verwarring tussen de mensen stichtte en niemand wijzer werd.
‘Haha, ik vind je wel een vlotte babbel hebben, hoor. Hoe heet je?’
‘Dat zei ik niet.’
‘Wat? Ik kan je niet goed verstaan!’
Mijn hersens begonnen na te denken over de debiliteit die de hele nacht eigenlijk al met zich meebracht. Nuchter op stap gaan is eigenlijk hetzelfde als geld lenen aan Griekenland: je doet het bewust, ervan uitgaande dat je het goede doet, maar het brengt je louter ergernissen. Waar met alcohol de te dikke en verpauperde koppen van menig meisje woest aantrekkelijk worden, de bierprijzen worden voorzien van een roebelteken en alle barmannen herkenbaarheid oproepen, voel ik me op dit moment Rémi; helemaal alleen op wereld. Gelukkig was het meisje nog steeds in afwachting van mijn antwoord, gefascineerd kijkend naar hoe ik een slok neem van het water, alsof ik een aap in de dierentuin was: Rémi de baviaan.
‘Wat studeer je eigenlijk?’
‘Ik studeer antropologie, kroegantropologie om precies te zijn.’
De reactie die volgde had ietwat weg van een epileptische aanval, maar moest suggereren dat ik mezelf moest verduidelijken. Kroegantropoloog, dat was een juiste benaming voor mijn taak. Als ik dan toch me zo onbegrepen voel, waarom niet de student in zijn natuurlijke habitat observeren, in een kroeg. Vergeet goede bioscoopfilms of prachtig proza, nuchter op stap gaan kan je meer leren over de mens dan welke psycholoog dan ook.
Drie jongens staan quasi-nonchy met een biertje in hun hand een aantal vrouwen aan te staren. Noem me naïef, maar een staarwedstrijd lijkt me een erg kansloze versierpoging, tenzij je hoogbejaard bent natuurlijk. Eén van de gasten nam nog eens een slok van zijn biertje en besloot op een meisje af te stappen. Z’n vrienden keken hem na en hun ogen spraken boekdelen: wat een baas. Terwijl de jongen een soort combinatie tussen aanranden en hijgen als tactiek gebruikte, bleek het meisje niet geïnteresseerd te zijn, hetgeen ze duidelijk maakte met een vriendelijk doch evident gebaar. Wat volgde was een irrelevant maar duidelijk beroepsadvies: ‘Hoer’. De beftekkeltjes die zijn vrienden moesten voorstellen, begonnen luid te joelen en te lachen, wederom met dezelfde bewondering in hun half dichte ogen: wat een baas. Ik twijfelde wat ik erger vond, het feit dat de jongen zichzelf klem moest zuipen om op haar af te stappen, of zijn kansloze poging het goed te praten door het meisje voor hoer uit te maken.
‘Voorstadvolk dat ook eens naar de grote stad gaat’, hoorde ik het meisje naast mij zeggen. Voorstadvolk, het ontroerde me. Waar ze zelf haar boerenaccent angstvallig probeerde af te zwakken met een rollende r, schoffelde ze de drie onzekere haantjes onder de grond als voorstadvolk. Niet dat ik het er niet mee eens was, overigens. Mijn water was ondertussen op en ik besloot om mijn gesprekspartner op een drankje te trakteren. Aangezien ze me niet kon verstaan besloot ik maar voor de gemakkelijkste weg te gaan: bier. Waar ik eerst met een vies gezicht werd aangekeken vanwege mijn verzoek om een watertje bleek het in combinatie met een biertje ineens alsof ik vertelde dat ik net genezen was van kanker, het leidde zelfs tot een high five. Naast mij zat een gozer te vertellen hoe graag hij de barvrouw wel niet ‘vol wilde pompen’, hufterig giechelend naar zijn vrienden: kroegtaal. Ik liep naar mijn gesprekspartner toe en bood haar het biertje aan, hetgeen ze echter niet verstond.
‘Hè?’
‘Dat ik zin heb in seks met je.’
‘Lul, jullie zijn ook allemaal hetzelfde’.
Dat verstond ze dan helaas weer wel.