Kwetsbaar leven met een musje.

In september heb ik een musje gekregen. Hij heeft mooie bruine en grijze veertjes, en hier en daar een spikkel. Het is nog een jonkie. Ik heb hem Gerrit genoemd. Hij zit in mijn jaszak. Daar heeft hij een klein woonkamertje met open haard. En een slaapkamer met een zacht bedje. Het is een rustige bewoner. Net als van de kat van Schrödinger weet ik niet of hij dood is of leeft. Dat zal blijken over een paar maanden. Als ik dan een volgroeide sterke mus kan laten zien, mag ik uitvliegen. Tot die tijd kan het beide kanten op gaan.
Ik ben stiekem best wel trots dat het musje me is toevertrouwd. Ik hoop dat ik de juiste leefomstandigheden voor hem heb gecreëerd. Als ik de afgelopen drie jaar heb opgelet zou het goed moeten komen. Zolang ik doe wat me geleerd is, zou Gerrit een sterke mus moeten worden. Elke dag verzorgen. Een goede basis. De juiste hoeveelheid zaadjes in m’n jaszak laten glijden. Daarna een scheutje water erachteraan.
Als mussenverzorger zijn er dingen die me onzeker maken. Gaat het me lukken? Heb ik genoeg geleerd? Lukt het me om de tussengesprekken positief af te sluiten?
Op mezelf vertrouwen. Dat is wat ik moet doen. Vertrouwen dat ik genoeg weet. Vertrouwen dat ik goed kan omgaan met de met dingen die ik niet weet.
Het is niet zo dat ik alles van musjes moet weten. Het zijn bijzonder complexe diertjes. Het gaat erom dat ik, als Gerrit ziek wordt, weet hoe ik daarmee om moet gaan. Dat ik weloverwogen een keuze kan maken en die kan uitvoeren.
M’n hoop groeit. Af en toe denk ik gekwetter uit m’n jaszak te horen en lijkt er iets te bewegen. Het lijkt de goede kant op te gaan. Maar ik wil mezelf niet misleiden. Musjes zijn heel kwetsbaar. Afstuderen is een hele klus. Dus niet te vroeg juichen! Voor nu moet ik m’n hoop niet te hoog spannen ,want dan ben ik misschien blij met een dooie mus.

Elke week legt Marie van Linschoten (laatstejaars Theatervormgeving, Academie Minerva) een kakelvers eitje in de vorm van een column op HanzeMag.nl.