Modeman.

Hij plaatst beide voeten op de trede van de roltrap. Terwijl de helft van het plateau waarop hij staat langzaam de diepte in duikt, kijkt hij in de reflectie van het glas. Het is half negen in de ochtend, nonchalant probeert hij z’n haar opzij te kammen. Aan het model is het vakmanschap van de kapper af te lezen. De tondeuse die met precieze halen het overtollige haar heeft weggehaald, waardoor de hoofdhuid in een lichte, grijze waas zichtbaar is geworden. Naar boven toe kleurt het kapsel het hoofd donkerder.

Hij kijkt weer voor zich uit, het model zit goed en dat weet hij

Alles aan hem is haarfijn in model. De sneakers, de zorgvuldig gescheurde jeans die de knieën bloot stellen aan de min-twee graden Celsius, de jas van Canadian Goose die precies tot het midden van de bovenbenen valt. Witte oordopjes, de ene hand heldhaftig doch nonchalant hoog in de borstzak, de andere hand als een kam boven het hoofd, van gezichtsbeharing is geen sprake. Hij kijkt weer voor zich uit, het model zit goed en dat weet hij.
Op de helft.
Toch nog even kijken, nu het nog kan. Het hoofd keert zich naar de weerspiegeling en wederom gaat de rechterhand uit de leren handschoen. Strelend gaat hij langs het haar, pakt de kin tussen duim en wijsvinger en tuit zijn lippen. Denkbeeldig haar steekt hij weg achter zijn oren, hij wrijft nog eens in zijn handen en glimlacht. Naar de wereld. De precisie, het constante, het roept de vraag op hoe vaak hij de kapper vereert met een bezoekje, hoe vaak hij de pinpas een kwartier na binnenkomst tegen de pinautomaat laat bliepen.

Even de lijntjes bijwerken, ja toch, even fresh, BZZ! thanks, bro

‘Ey, man.’
‘Boks.’
‘Even de lijntjes bijwerken?’
‘Ja toch… even fresh.’
‘BZZ.’
‘Thanks, bro’
‘Geen dank, man’
Bliep.
Het is poëzie.
Ondertussen is de roltrap op zijn einde en daarmee ook het weerspiegelend glas. Nog één keer vangt hij een denkbeeldige lok die hij achter een oor neer vlijt. Het plateau verandert in één geheel. Z’n voeten komen in beweging en hij doet z’n capuchon op.