Ga naar de inhoud

Moestuintjesmagie

‘Spaart u ook moestuintjes?’ Het feit dat ik met u werd aangesproken verbaasde me haast nog meer dan de vraag zelf. Of ik ook moestuintjes spaar. Maar natuurlijk doe ik dat, ik doe niets anders. Eentje in Loppersum, eentje in Assen en een in Groningen. Laatst heb ik contact opgenomen met de huisbaas of het niet mogelijk was om een aantal kassen in de tuin van mijn huis te laten bouwen. Toen hij mededeelde dat ik mijn huurcontract moest nakijken om te zien of ik überhaupt drugs mocht verbouwen, gooide ik de hoorn snel neer. Moestuintjes. Fucking moestuintjes. Wat moet ik in godsnaam met mini-moestuintjes? De treurige verzamelhitserigheid van de mens in een klein blauw vierkant doosje. Ik dacht aan al die kleine zaadjes die zich in dat doosje hadden verstopt, wachtend tot de eigenaar ze tot leven besloot te wekken. De vergankelijkheid van het leven in een blauw doosje is een wreed gegeven: zodra de eerste sprietjes uit de krochten der aarde ontspringen start de pijnlijke weg naar volwassenheid.

‘Het gaat vrij goed met Peter, hij is net twee weken en hij groeit als kool, maar hoe staat het met Tijm?’

Desondanks begin ook ik me verbonden te voelen met mijn moestuintje, ik heb peterselie. Maar thuis noem ik hem liefkozend ‘Peter’. Wat mij opvalt is de enorme toewijding die ik aan de pedagogie van Peter besteedt. Toen ik laatst tijdens een academisch kwartiertje een studiegenootje sprak vroeg hij hoe het met Peter ging: ‘Vrij goed! Hij is nu twee weken oud en hij groeit als kool! En hoe staat het met Tijm?’
Tijm is de afkorting voor Tijmen, een Tijm-moestuintje. Mijn studiegenootje en ik hadden twee weken terug samen voor het eerst ons nieuwe kroost in ontvangst mogen nemen. Onze problematische dubbelrol van student en opvoeder heeft ons nader tot elkaar gebracht: we zijn cursussen gaan volgen. ‘Met Tijm gaat het hartstikke lekker! Ik heb hem laatst voorgesteld aan mijn nieuwe vriendin, Margriet (die hij liefkozend bloemetje noemt) en ze konden hartstikke goed met elkaar overweg! Margriet mocht Tijm zelfs de fles geven, dat had ik nooit durven dromen!’

Internationale Vrouwendag, ik heb geen zin in een trap in mijn zaadproduceringsmechanisme (kruis)

Het feit dat Margriet en Tijm het zo goed met elkaar konden vinden was een hard gelag voor me. Want ik had juist knallende ruzie met mijn vriendin gehad. Ik wilde een avondje op stap met m’n vrienden en vroeg of zij op Peet wilde passen. Peter voelt zich prima thuis bij mij, maar hij heeft maar weinig op met de andere bewoonster en dat gevoel is helaas geheel wederzijds. Ze zei, passend en duidelijk: ‘Als je zo graag volwassen wilt zijn, prima. Maar dan ben je zelf ook verantwoordelijk voor wat je met je zaad doet.’ Persoonlijk denk ik dat het te maken heeft met de genen: tenslotte is zij niet de biologische ouder, maar ik. Aangezien het Internationale Vrouwendag was en ik geen zin had in een trap in mijn zaadproduceringsmechanisme (kruis), besloot ik haar maar haar zin te geven en bleef ik thuis met Peet achter.
Sinds ik als alleenstaande opvoeder door het leven ga ben ik me meer en meer bewust geworden van de zin en onzin van het leven: mijn hele wereldje draait om Peet. Niet langer tot diep in de nacht bier drinken en psychologische spelletjes met jezelf spelen (‘zolang ik studeer is het niet raar dat ik vier dagen lang in een roes leef’) maar verantwoordelijkheid tonen: om half zeven Peter voeden, na tien uur de televisie zachter zetten, tussen de middag even naar huis om te kijken hoe het met hem gaat en als ik cursussen heb breng ik hem bij de buren, die ook net een kleine hebben. Het is een zware opgave, maar het loont. Aristoteles zei eens dat de opvoeding bittere wortels heeft, maar dat haar vruchten zoet zijn en langzaam begin ik dat te begrijpen. Mijn omgeving verandert: waar eerst dagelijks de bierkoerier met kratten af en aan sjouwde, staan de straten tegenwoordig vol met vrachtwagens met aarde, ooievaars in de tuin en feestelijke versieringen voor het raam. In de UB hoorde ik laatst een paar dames het hebben over een heuse ‘zaadshower’ waar ze voor uitgenodigd waren. Zou Peter een broertje of zusje eigenlijk leuk vinden?
Terwijl ik hierover mijn hoofd breek, scheurt het doordringende geluid van de pinautomaat me wreed uit mijn gedachten. Blauwe letters vormen de woorden GEEN SALDO op de gele achtergrond van het scherm. De kassaman, nog steeds met het moestuintje in zijn hand, kijkt me aan:
‘Geeft niets hoor. Iedereen zit wel eens op zwart zaad.’