Ode aan Groningen.

Voortglijdend in een isolement van goedkoop licht en lichtblauwe stoelen glijd ik de laatste kilometers naar Groningen. Het is half twee ’s nachts en met de meter verlang ik meer naar mijn lieve Fjell, want zo heet mijn gammele IKEA-bed. De trein maakt een tussenstop in Assen en ik word uit mijn lichte slaap gewekt door twee luidruchtige dames. Of beter gezegd: boerinnen. Zwalkend komen ze binnen en hun felle geschreeuw doet pijn aan m’n oren. Lallend ploffen ze in de stoelen schuin tegenover me neer en beginnen luidkeels te verkondigen hoe dronken ze zijn.
‘Och mien wicht, ik ben zo dronken, ik kan niet meer op mien poten stoan.’
‘Maar daarom zit oe toch ook!?’
‘Och ja, dat klopt ook! Ik hol wel van oe!’
Dit gaat ongeveer vijf minuten door, totdat ze mij in de gaten krijgen.

Ik wil het de boerinnen kwalijk nemen, maar ik kan er de energie niet voor vinden

Het blonde meisje, dat overduidelijk het verst heen is, kijkt mij aan. Met een lege blik staart ze me aan, dan speelt er een kleine lach om haar mond. Haar rechterwijsvinger wijst mijn kant op en ze begint hysterisch te schreeuwen.
‘Ed Sheeran! Ed Sheeran! Mellany, kiek dan!’
Het andere meisje met donkerbruin haar kijkt op van haar iPhone en begint te lachen. Ik knik vriendelijk en steek mijn duim op. Mellany begint zich te verontschuldigen en maant het blonde meisje tot de orde. Ik wil het ze kwalijk nemen, maar ik kan de energie er niet voor vinden. Langzaam dommel ik weg en net voor ik een diepe slaap zak, schrik ik op van een enorm geschreeuw. Dit keer is het niet afkomstig van Mellany of haar blonde vriendin. Ik kijk de kant van het geluid op en zie een man uit het toilet sprinten. Als een bezetene drukt hij op de knop om de treindeuren te open, maar het mag allemaal niet baten. De trein is reeds onderweg naar Groningen Centraal en is het Europark voorbij. De man in kwestie heeft klaarblijkelijk naast de pot gepiest.
In Groningen rest mij nog een wandeltocht naar m’n kamer. Op straat is het rustig. Ik kom geen dronken studenten tegen en ook de zwervers laten zich niet zien. Bij de Brugstraat roept een groep jongens me. In hun hand hebben ze een zak waterijsjes. Ze gooien me een waterijsje toe.
‘Het is colasmaak, geniet ervan!’
Ik vervolg m’n weg. In het water aan het Lage der A liggen de schepen er rustig bij. Een paar boten zijn versierd met lampjes en hun reflectie dobbert speels in het water. Ik neem een lik van het waterijsje, mijn eerste van 2015. Een gedachte komt bij mij op: er gaat inderdaad niets, maar dan ook echt niets, boven Groningen.