Afwas.

De deur had ik maar dicht gedaan. Ik wilde er niet meer over na denken. Heel even mijn kop in het zand steken en doen alsof er niks aan de hand is. Diep van binnen wist ik wel dat dit niet heel slim was. Het stond al vast dat ik vroeg of laat de confrontatie aan zou moeten gaan.
Dat moment is nu daar. Met knikkende knietjes sta ik voor de deur, klaar om m’n grootste vijand tegemoet te treden: de afwas. Ik heb zo’n bloedhekel aan afwassen dat ik het maar blijft uitstellen. Net zo lang totdat er in de hele keuken geen enkel schoon ding meer te vinden is. Sterker nog, ik leef liever een week op noedels dan dat ik iets aan de lege kastjes en smerige pannen doe. Zo erg is het wel.

Noedels zijn fantastisch, maar een keertje koken is ook wel leuk voor de afwisseling

Eigenlijk zouden m’n huisgenoten me uit huis moeten zetten, maar gelukkig maken ze liever grapjes over hoe erg ik faal als huisgenoot. Vorig jaar kreeg ik met sinterklaas een surprise in de vorm van afwasbak, inclusief afwasmiddel. In het gedicht stond een subtiele hint: afwassen, daar kon ik mij nog eenvoudig in verbeteren. Ik moet m’n excuses maar eens aanbieden, want veel beter is het nog niet geworden.
Toch is er altijd dat ene switchmoment waarop ik denk: nu ga ik het doen. Noedels zijn fantastisch, maar een keertje koken is ook wel leuk voor de afwisseling. Zodra ik de deur opendoe, zie ik een berg  die niet onderdoet voor de Mount Everest. Gelukkig ben ik getraind in dit soort stapels aangezien ik het 99 procent van de tijd zo ver laat komen. Na bijna twee uur met een sopje in mijn handen is de berg weg en kijk ik tevreden naar mijn verrimpelde vingers.
Ik neem me voor het de volgende keer hoe dan ook niet zover te laten komen. Dit keer ga ik het echt doen.
Ben ik de enige die zich dit elke keer weer voorneemt?