Een ijskoud gedicht dat niet rijmt niks mis mee

Dit is een gedicht, maar het rijmt niet. Het is ongerijmd, en daar is niks mis mee in deze donkere dagen. IJskoud, maar we kunnen ons eraan warmen.

Rijp is bevroren dauw. Rijm ook. Het zijn synoniemen, rijp en rijm. De rijp ligt op de daken. Prachtige zin. De rijm ligt op de daken. Net zo prachtig. Maar ook verwarrend, zo vlak voor Sinterklaas. Voor je het weet zie je een Sinterklaasgedicht op het dak liggen, een vers.

Verse rijp op de daken. We zien het allemaal als we naar buiten kijken, de temperatuur diep begraven onder de nul. Bevroren leven, overal rijm en rijp.

Dit zijn de dagen van rijp en rijm. Het riet ruist niet meer, het knispert. De handen zijn koud, de voeten ijs, het puntje van de neus prikt, de oren tintelen. De huid zet zich schrap, ogen tranen, de edele delen trekken zich terug. Van rijm en rijp zijn de dagen.

Sinterklaas, de oude man van staaf en staf. Piet, roetveeg, regenboog of niet. Ze schreeuwen rijp en groen van de daken. Present zijn ze, met cadeaus en al. Stakkers, wraakt uw milde dwaas. Zie, de haan schijt op de bonen. Koor, wie dopt haar? Alles is zo anders en zo welbekend. En wij zijn allen zoekenden, verstrooid, blind tastend in één of andere hoek.

Verkenners zijn we, zoeklichten in de koude nacht. Rechts verkeerd gaat voor. Rechts zoeken wij, links laten we zoals het hoort, links liggen. Verkenners, cirkelend rond de polen, neuzen gespitst en oren in de wind.

Dit is een gedicht, vol met letters. Een vers waarvan zelfs de Sint geen chocola kan maken. Het is een vers vol ongerijmdheden. Zoals alles in deze tijd. Alles is onrijm. Overal duiken verkenners op, want iedereen is de weg kwijt. Zelfs Geert. Zul je altijd zien, heeft-ie net al zijn eeuwige speerpunten in de koelkast gezet, begint het buiten ijspegelend te vriezen.

Foto (fragment): Erin Larson