Joop Alberda: In Rio halen we 32 plakken

De coach heeft dat gedrevene waarvan Wim Kieft zou zeggen: ‘Ik pfff word daar pfff een beetje pfff moe van.’ Joop Alberda is vlak voor z’n lezing boven de pissoirs al een waterval van woorden.
‘Die volleybalmeiden, geweldig, daar zag je het gebeuren. Weet je wat het woord is? Spélen is het woord. Ze spéélden. Een week lang. Helemaal samen, samen ondergedompeld in het spel. Dat is meer dan een prestatie neerzetten. Dat is een totaalervaring. Tot en met dat moment dat je dan een team tegenkomt dat dat ook heeft en beter is: Rusland. Beter en langer, net vijf centimeter langer en daar gaat het dan om.’
Hij wast z’n handen en dendert weg, z’n minicollege echoot tussen de tegels.

In rap tempo smasht Alberda zijn gelijk de zaal in. Want gelijk heeft-ie, ook in het Academiegebouw

Vijf minuten na zijn toiletbezoek komt Alberda de Offerhauszaal binnen voor zijn bijdrage in de lezingenreeks Sneller, Beter, Sterker die Studium Generale wijdt aan de sport. Alberda, nu betrokken bij de nationale zwemploeg die zich voorbereidt op de Olympische Spelen in Rio de Janeiro, geldt als een man die in allerlei sporten uit de voeten kan. Dat komt, zegt hij, omdat hij de beste opleiding van de wereld heeft gevolgd, de ALO in Groningen.
Meneer Hamelink, één van de mannen die daarvoor zorgden, zit nu in de collegebanken om het verhaal van vermoedelijk zijn succesvolste student aan te horen.
In rap tempo smasht Alberda zijn gelijk de zaal in. Want gelijk heeft-ie, ook op 6 oktober in het Academiegebouw.

Over gelijk hebben
‘Winnaars hebben gelijk, altijd. Volgend jaar zijn er in Rio 306 gouden medailles te winnen. Tienduizend atleten doen mee. Kortom, in het Olympisch dorp zit je een maand opgescheept met 9.694 losers. Gezellig!’

Over calimero
‘We streven naar de toptien op de wereldranglijst. Te hoog gegrepen, hè? Jullie weten dus niet dat we allang elfde staan. Nummer elf, vóór Brazilië, om maar eens een groot sportland te noemen. In teamsporten zijn we extreem goed, een vijfde plaats, in balsporten sowieso. Het Sport Science Institute Groningen heeft becijferd dat we volgend jaar in Rio zeven gouden medailles halen, negen zilveren en twaalf bronzen, dat is 28 medailles. 28, hoezo is 32 dan onmogelijk?’

Over het onmogelijke
Alberda wordt nu bijna Cruijffiaans. ‘Wie het doel stelt om de halve finale te halen, maakt een finale van de halve finale, en daarmee verklein je de kans om de finale te winnen. Het doel moet dus altijd ná de finale liggen: hoe leg je de koning in een paar mooie zinnen uit hoe je die gouden plak hebt gewonnen?’

Over het eenmalige succes van de volleybalmannen       
Een zweem Vangaliaanse woede. ‘Hoezo eenmalig? In 1988 werden de mannen vijfde, in 1992 tweede, in 1996 eerste, in 2000 vijfde en in 2004 negende. Er is geen land ter wereld dat ooit zo’n strike heeft neergezet. Hoezo eenmalig succes? Die mannen hebben twaalf jaar aan de top gestaan.’

Waarom zou je in vredesnaam van een jongere vragen om realistisch te zijn?

Over de coach
‘Topsporters hebben allerlei mensen in hun team: van fysio via statisticus tot tegenwoordig de neocortexspecialist. Allerlei voorzieningen ook: meer of minder geld, trainingsfaciliteiten en zo meer. Maar als je een topsporter vraagt wat hij minimaal nodig heeft, blijft er een heel klein lijstje over. En daar staat dan bij vrijwel iedereen bij: de coach.’

Over passie
‘Uiteindelijk is passie doorslaggevend. Wie geen absolute hartstocht voor de sport heeft, haalt het niet. Beleving is misschien zelfs belangrijker dan het resultaat, dat zeg ik, hè: een echte resultaatcoach. Kijk weer naar die volleybaldames. Dat is pure beleving, daar wil je deelgenoot van zijn. De sporten van de toekomst bieden dat: fun, cool, true, now en fast.’

Over goud
Going for gold, dat sluit prima aan op de cultuur in de Verenigde Staten. Daar is presteren noodzaak om te overleven, er is géén zekerheid, je moet het zelf doen. Nederland is met z’n sociale zekerheid en poldermodel veel prettiger om te leven, maar die cultuur creëert dus ook een ander type sporter. Een sporter die overlegt, die nadenkt en afstemt. Die realistische doelen stelt. Maar in sport gaat het juist om de grenzen te verleggen, om het niet-realistische, om de droom. Waarom zou je van een jongere vragen om realistisch te zijn? Tegen een jongere zeg je: droom en werk, ga heen en verras me aangenaam.’

Over de Nederlandse sportcultuur
Weer krijgt calimero het te verduren. ‘Nederland heeft de beste sportcultuur van Europa. Nergens sporten mensen zo veel en zijn er zo veel faciliteiten. De omstandigheden zijn uitstekend. Dat er zoveel goede schaatsers uit het Noorden komen is géén toeval. Dat heeft alles met Thialf te maken. Zet zo’n hal in Dronten en ineens komen daar de talenten vandaan. Het Nederlandse talent is ook het talent van de infrastructuur. Overal hockey- en voetbalvelden? Dan krijg je goede voetballers en hockeyers.’

Iedereen gaf Louis gelijk, behalve drie oude mannen die denken dat je maar op één manier tot tien kunt tellen: vier plus drie plus drie

Over Ranomi
‘Zwemmen is een echte laboratoriumsport. Een halve centimeter, daar gaat het nu om. Hoe kunnen we Ranomi’s slag een halve centimeter langer maken? Als we dat vinden, wint ze. Ze wint natuurlijk sowieso, maar die halve centimeter daar werken we nu aan. Omdat je altíjd aan verbetering moet werken. Als je dat niet doet, heb je straks niets om de koning te vertellen. Dan land je niet op Schiphol, maar op Eelde.’

Over de dijken
De Nederlandse sport is een koude bedoening. ‘Alle sport hier speelt zich af tussen min-elf en plus-elf. Een uitblinker achter de dijken, moet op het gemiddelde lijken. Bij min-elf gaan we schaatsen, de elfsteden. Bij plus-elf staan we achter Oranje. Zoals we vorig jaar achter als één man achter de elf van Louis stonden, behalve drie oude mannen met lang haar die menen dat er maar één manier is om tot tien te tellen: 4 plus 3 plus 3. En dat is dus gewoon niet waar.
‘Je moet streven naar een tien, altijd! En het verbluffende is, als je je in de topsport alleen op de allerbesten richt, de negens en de tienen, dan worden de zessen en de zevens ook beter.’

Over Joop Alberda
Ik begrijp Wim pfff Kieft wel een beetje. Maar Joops verhaal staat wel als een huis, natuurlijk. Hoewel? Als het gaat om een goede infrastructuur, om een temperatuur tussen de min- en de plus-elf, als het gaat om faciliteiten (een bezem kost niks), als het gaat om een teamsport waar het team de ruimte krijgt om veel te overleggen, als het gaat om halve centimeters, als het gaat om een sport waar je snel de top kunt bereiken, over een sport waarin niemand echt de uitblinker is… waarom is Nederland dan zo bedroevend slecht in curling?