Verovering.

Thom‘Hoi, slaapkop! Ben je nu al wakker?’ Twee grote groene ogen kijken me aan.
‘Als mijn vriendinnen dit horen, verklaren ze me voor gek! Maar geen zorgen, hoor. Ik heb me prima vermaakt vannacht.’ Mijn ogen bekijken de prachtige verschijning die naast me ligt: vrouwelijk schoon van de hoogste orde, half bedekt met een deken. Slaap ik nog of is dit daadwerkelijk een droom die uitkomt? Terwijl deze vraag in mijn hoofd rondspookt, observeer ik haar gezicht: de kleine sproetjes die lukraak op haar gezicht zijn getoverd moeten het werk van een ware picasso zijn geweest, ze geven wat schattigs, maar tegelijkertijd ook iets verdomd sexy’s. Wauw, wauw, wauw. Heb ik dit voor mekaar gekregen? Enigszins beduusd vraag ik om wat opheldering, te beginnen met de vraag: waar ben ik?
Terwijl ik deze woorden uitspreek, kan ik me wel voor mijn kop slaan. Sukkel! Dat komt lekker over, die denkt nu dat ze met een of andere demente debiel te maken heeft.
‘Haha, dat geeft niet hoor, je was ook wel erg dronken, maar het had ook wel wat schattigs, je zo over straat zien strompelen en me pepernoten aanbieden.’ Haar lippen krullen zich tot een glimlach, waardoor haar Prodentwitte tanden zichtbaar worden. ‘Oh ja! Dat weet ik natuurlijk nog wel, zo’n schoonheid als jij is ook onmogelijk om te vergeten.’ Charmant op de vroege ochtend terwijl er in mijn hoofd met een drilboor herstelwerkzaamheden bezig zijn: af en toe sta ik werkelijk waar versteld van mezelf.
‘Hey, hoor eens, ik heb helaas zo college. Je mag hier natuurlijk nog in bed blijven liggen, als je wilt douchen kun je de handdoek gebruiken die op de tafel ligt’. Ze staat op en loopt door de kamer. Ik kijk haar na en bestudeer ondertussen meteen de ruimte waarin ik me bevind: een tafel, een paar stoelen, een klein keukentje en een grote kledingkast. Op de tafel ligt een boek met de titel ‘Freuds psychologie van het oordeel’. Ben ik nou daadwerkelijk een echte casanova geweest of diende ik vooral voor een studie-gerelateerd experiment naar de innerlijke ziel van de gemiddelde dronken student in Groningen? De gedachten zorgen voor overuren in mijn voorkwab, wat in combinatie met de herstelwerkzaamheden leidt tot een snerpende koppijn.
‘Lief van je, maar heb je toevallig ook een aspirientje? Daar zou ik op dit moment al een hoop mee geholpen kunnen worden.’
De anonieme godin loopt naar de keuken en kijkt in het keukenkastje. Doordat ze op haar tenen staat zie ik haar benen samentrekken. De dikte van haar billen verraden een voorliefde voor marsepein. Langzaam maar zeker vormt zich een beeld van mijn verovering.
‘Ai.. ik heb helaas geen aspirientjes meer, maar goed, misschien een wijze les voor de volgende keer, dat je niet meer zoveel moet drinken, haha!’
Snol, alsof ik dat zelf nog niet wist. Afijn, om toch nog een enigszins acceptabele indruk achter te laten, bied ik haar aan om een ontbijtje te verzorgen, wat vriendelijk doch dringend wordt afgeslagen, ze moet nu ‘echt’ weg. Terwijl ik mijn hoofd weer op het kussen laat ploffen, loopt ze naar me toe en geeft me vluchtig een kus op mijn mond: ‘M’n nummer heb ik in je schoen gezet, voor het geval ik weer eens stout ben geweest.’
Oké, dit kan twee dingen betekenen: of ik ben in een totaal andere wereld wakker geworden, of ik maak vandaag nog een afspraak bij de Anonieme Alcoholisten. Terwijl de deur dichtslaat, sta ik op en probeer mijzelf enigszins te oriënteren op mijn verblijfplaats. Met een handdoek loop ik richting de douche, die gelukkig aan de kamer grenst, waardoor ik de met schimmel bezaaide gang kan ontwijken. Eenmaal aanbeland voor de spiegel schrik ik zowaar nog meer: rode lippen, zwarte vegen over mijn hoofd en een stel gouden oorbellen. Haar nagels hebben een spoor in mijn rug achtergelaten, als de striemen op het lichaam van een slaaf. Dit moet echt een hele slechte grap zijn. Ik moet hier weg, nu. Ik gris mijn kleren van de grond en hinkel snel naar beneden, de deur uit. Aan de overkant schreeuwt een klein meisje: ‘Kijk mama, Zwarte Piet!’
Ineens wordt het me duidelijk, ik voel me als een overblijfsel uit een ver, zwart verleden. Ik schaam me kapot. Ik heb genoeg van een achterlijke traditie waarin mensen anders worden gezien dan ze zijn: ik ga nooit meer drinken.