Voornemens.

Op een uiterst nutteloze nieuwjaarsdag keek ik voor het eerst sinds tijden weer eens tv. Mijn fysieke toestand was zodanig dat ik überhaupt niks anders kon doen dan labiel op de bank zitten en passief informatie tot me nemen. Ondertussen zwoer ik nooit meer te drinken en begon te mijmeren over de ironie van oud en nieuw. We vieren de komst van het nieuwe jaar, maar een groot gedeelte van de bevolking is vervolgens de dag na de jaarwisseling nergens toe in staat. Bruut werd ik uit mijn filosofische gedachten gerukt door schreeuwerige tv-reclames.

Als je jezelf per se wilt veranderen, waarom dan wachten tot 1 januari?

Het gros ging over afslankpillen en sportscholen. Met m’n tijdelijk geringere hersenactiviteit wist ik het met enige moeite te koppelen aan goede voornemens. Ik heb er een hekel aan.
Voornemens zijn vaak dingen die mensen aan zichzelf willen verbeteren, maar waar ze tegelijkertijd toch wel mee kunnen leven. Als je namelijk per se een verandering wilt doorvoeren, waarom dan wachten tot 1 januari? Blijkbaar is het euvel niet zo storend dat het acuut moet worden aangepakt. Het is als een kater. Je neemt je voor om hem nooit meer een kans te geven, een paar dagen lukt het, maar weer een paar dagen later sluipt hij je huis weer binnen en voor je het weet zit-ie bovenop je op de bank.
Enkele dagen na oud en nieuw moest ik ruim na twaalven op de fiets naar huis. Ik had gefaald, al zou het berouw pas enkele uren later komen. Buiten werd ik geconfronteerd met een bijna volledig witte wereld. De hemel spuwde lichte vlokken naar beneden, ze landden zachtjes op de bevroren grond. Terwijl ik mijn fiets van het slot haalde, bleef ik even kijken. De hele wereld was wit. Nieuw, leek het haast te zijn. Het grijze, stadse landschap lag onder een wit dekenpak. Ik zag een verliefd echtpaar lopen, een man veegde z’n oprit schoon en twee gasten waren verwikkeld in een sneeuwballengevecht. Even leek alles mogelijk. Zelfs de voornemens die mensen maken. Misschien zal ik ooit nooit meer drinken.