Noordelijk Sporttalent van het Jaar, je zult het maar zijn en Britt is het

Sporttalent van het Jaar. Je zult het maar zijn. En Britt Weerman is het. De achttienjarige Assense is tweedejaars Commerciële Economie aan de Johan Cruyff Academy, maar toch vooral hoogspringster.

Sporttalent van het jaar 2021. Wat er door Britt Weerman heenging toen bekend werd dat ze die titel won, willen we niet weten. Dat is namelijk een clichévraag waarop meestal een clichéantwoord volgt.

Ter zake. Die één meter negentig, gaan we daar in 2022 overheen?

‘Vooruit, zal ik daar dan maar eens ja op zeggen. Eén-negentig. Ja, het zit erin. Tijdens de seizoensopening in Dortmund sprong ik 1,85, dat is een goed begin van het jaar, een fijne opsteker. Hoogspringen doe je niet zomaar, je werkt naar wedstrijden toe. Op die momenten moet het gebeuren.’

Dus als je nu eventjes zou springen kom je niet erg hoog?
‘Absoluut niet. Om te presteren moet je heel hard werken. Talent helpt natuurlijk wel, maar alle hoogspringers moeten er veel arbeid in steken. En daar moet je dan weer plezier in hebben. Anders hou je het niet vol. Ik train vijf keer per week. Naast de hoogspringtraining doe ik twee krachttrainingen per week, één sprinttraining en een hordetraining.’

O ja, horden, daar ben je ook Nederlands Kampioen in geweest.
‘Dat was bij de junioren. Ik vind hordelopen hartstikke leuk. Hoewel? Alleen de honderd meter. De vierhonderd meter is niet mijn ding. Die korte afstanden liggen me goed. Maar als atleet kun je niet alles doen en ik ben toch vooral een hoogspringster.’

Maar wel een kleine, je bent slechts 1,73, las ik.
‘Ik hou het op 1,74. Ha, misschien ben ik het afgelopen jaar wel gegroeid. Maar inderdaad, de meeste hoogspringsters zijn langer. Dat kan ook een voordeel zijn. Maar hoogspringen is een technisch onderdeel. Kracht, snelheid en souplesse. Als je dat hebt, kun je ver komen.’

Op het Nederlands Kampioenschap werd je tweede. Wie…
Jeanelle Scheper. Die is ook al wat ouder, hè. En erg ervaren. Ze heeft al op de Olympische Spelen gesprongen. Die tweede plaats was trouwens indoor, bij de NK outdoor werd ik derde. Dus ik heb best wel concurrenten aan wie ik me kan optrekken.’

Is er een groot verschil tussen indoor en outdoor springen?
‘Nee. Althans, mij maakt het niks uit. Als je daar staat, moet je gewoon doen wat je moet doen.’

Die aanloop ziet er zo maf uit, hoogspringers lijken die sprong al in gedachten uit te voeren. Helpt dat?
‘Visualiseren noem je dat. Ik weet niet of het helpt, want ik doe het niet. Maar áls het je helpt, dan doe je het natuurlijk. Mij helpt het plezier dat ik in springen en trainen heb. Zoals ik al zei: het is hard werken. Ik woon thuis, in Assen. In Groningen train ik bij Groningen Atletiek en het Regionaal Talent Centrum Noord en ik ga één keer per week naar Heerenveen. Ik ben vaak onderweg naar trainingen en wedstrijden. Dus ik ben er heel veel tijd mee bezig.’

En de opleiding?
‘Dat gaat prima. Alles bij de eerste poging gehaald. Ja, inderdaad, dat zou ik bij het springen ook wel willen. Binnenkort ga ik stagelopen bij het Sportcentrum van de Hanze en de Universiteit. Is wel grappig: het is een mooie accommodatie, maar ik heb er nog nooit zelf gesport. Maar dat zal ik zeker doen. Als ik er toch ben.’